Ga nu iets eten

Handelingen 27:27-44 27  Toen de veertiende nacht aanbrak, waren we nog steeds op drift in de Adriatische Zee. Omstreeks middernacht vermoedde de bemanning dat we land naderden. 28  Ze gooiden het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na even gewacht te hebben gooiden ze het lood nog eens uit en peilden toen vijftien vadem. … Lees meer

Ik voorzie grote moeilijkheden

Handelingen 27:13-26 13  Toen er vanuit het zuiden een lichte bries opstak, dachten ze hun plan te kunnen uitvoeren. Ze lichtten het anker en kozen zee, en voeren zo dicht mogelijk onder de kust van Kreta. 14  Maar al spoedig stak er een hevige aflandige wind op, die Eurakylon wordt genoemd. 15  Omdat het schip … Lees meer

Een plaats die Goede Havens heet

Handelingen 27:1-12 1 ¶  Toen het besluit gevallen was dat wij naar Italië zouden gaan, werden Paulus en enkele andere gevangenen overgedragen aan Julius, een centurio van een van de keizerlijke cohorten. 2  We gingen aan boord van een schip uit Adramyttium, dat de havens langs de kust van Asia zou aandoen, en voeren weg. … Lees meer

Wijk af van het kwaad, en doe het goede

Psalm 34 {-(34:1-23) Psalm 34 is een acrostichon: de verzen beginnen steeds met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. Er zijn kleine onregelmatigheden. De letter waw ontbreekt, en het afsluitende vers 23 valt buiten de alfabetische reeks.”Š} 1 ¶  Van David, toen hij zich aan het hof van Abimelech als een krankzinnige voordeed en … Lees meer

Het is geen wartaal

Handelingen 26:19-32 19  Ik heb dan ook gedaan wat me door deze hemelse verschijning werd opgedragen, koning Agrippa, 20  en heb eerst aan de inwoners van Damascus en Jeruzalem, en aan allen die in Judea wonen, en later ook aan de heidenen verkondigd dat ze tot inkeer moesten komen en God moesten eren, en zich … Lees meer

Omwille van deze hoop

Handelingen 26:1-18 1 ¶  Agrippa zei tegen Paulus: ‘U mag uw zaak bepleiten.’ Paulus hief zijn hand op en verdedigde zich als volgt: 2  ‘Ik prijs me gelukkig, koning Agrippa, dat ik me vandaag juist in uw bijzijn mag verdedigen tegen alle aanklachten die door de Joden tegen me zijn ingediend, 3  vooral omdat u … Lees meer

Hij heeft niets misdreven.

Handelingen 25:13-27 13 ¶  Enkele dagen later kwamen koning Agrippa en Bernice naar Caesarea om bij Festus hun opwachting te maken. 14  Tijdens hun verblijf, dat verscheidene dagen duurde, sprak Festus met de koning over de rechtszaak tegen Paulus. Hij zei: ‘Er is hier een man die door Felix als gevangene is achtergelaten. 15  Toen … Lees meer

Na overleg met zijn raadgevers

Handelingen 25:1-12 1 ¶  Drie dagen nadat Festus zijn intrede in de provincie had gedaan, ging hij van Caesarea naar Jeruzalem. 2  Daar dienden de hogepriesters en de andere Joodse leiders een klacht tegen Paulus bij hem in. Bovendien vroegen ze hem 3  of hij hun een gunst wilde bewijzen door Paulus naar Jeruzalem te … Lees meer

Omwille van de opstanding van de doden

Handelingen 24:10-27 10 ¶  Toen de procurator Paulus toeknikte ten teken dat hij het woord mocht voeren, sprak hij als volgt: ‘Ik weet dat u al vele jaren rechtspreekt over het Joodse volk, en daarom verdedig ik mijn zaak in goed vertrouwen. 11  U kunt u ervan vergewissen dat ik pas twaalf dagen geleden naar … Lees meer

De Joden steunden de aanklacht

Handelingen 24:1-9 1 ¶  Vijf dagen later arriveerde Ananias, de hogepriester, samen met enkele oudsten en met Tertullus, een advocaat. Ze dienden hun klacht tegen Paulus in bij de procurator. 2  Toen deze voor het gerecht geroepen was, begon Tertullus zijn requisitoir als volgt: ‘Excellentie, dat wij dankzij u in duurzame vrede leven en dat … Lees meer

Tyrus, Sidon en Decapolis

Marcus 7:24-37 24 ¶  Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. 25  Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar … Lees meer

Toepasselijk op huichelaars

Marcus 7:1-23 1 ¶  Ook de Farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op.2  En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen 3  (de Farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen … Lees meer