Micha 6:9-16
9 Hoor, de HEER roept tot de stad-wie wijs is heeft ontzag voor uw naam. Hoor het striemen van de roede: wie zou er dan nog voor haar getuigen? 10 Zou Ik geen aandacht schenken aan de schatten in het huis van een gewetenloos mens, schatten door onrecht verkregen, of aan die ondermaatse efa, die om vergelding schreeuwt? 11 Zou Ik een onzuivere weegschaal, een buidel met valse gewichten door de vingers zien? 12 De rijken van de stad zijn een en al geweld, haar inwoners zijn bedriegers, ze hebben een leugenachtige tong. 13 Daarom ook ben Ik begonnen je te slaan, je te treffen vanwege je zonden. 14 Nu zul je eten maar niet verzadigd worden, en je darmen raken verstopt. Wat je opbergt kun je niet behouden, en wat je wel behoudt laat Ik ten prooi vallen aan het zwaard. 15 Je zult wel zaaien maar niets oogsten, je zult olijven persen maar je niet met olie inwrijven, je zult druiven treden maar geen wijn drinken. 16 Jullie houden je graag aan de bepalingen van Omri en aan de besluiten van het koningshuis van Achab, jullie volgen hun raad. Daarom maak Ik van jullie, inwoners van de stad, een afschrikwekkend voorbeeld en een voorwerp van spot; de schande van mijn volk zullen jullie dragen. (NBV21)
Het hoort er bij, rijken moet je nooit vertrouwen. Wie eerlijk en rechtvaardig is wordt niet rijk. Die deelt op tijd. Armoede is geen ideaal maar rijkdom terwijl er nog armen zijn is verwerpelijk. Dat was in de tijd van Micha niet anders dan nu. Ook nu moeten we veel belasting bijeen brengen voor het ijkwezen, anders gaan de ondernemers op de loop met valse maten en gewichten, ook nu moet er toezicht zijn op arbeidsomstandigheden, op concurrentieverhoudingen op veiligheidsvoorschriften en noem maar op. En natuurlijk klagen de rijken over de vele regels die nodig zijn om hen in toom te houden, over de vele regels om de armen recht te verschaffen. Ze wijzen dan op koningen en regeerders die die regels niet kennen en waar het in hun landen met de rijken beter gaat. Dat de armen dan nog armer worden ontgaat ze, ze zien ze niet en ze horen ze niet.
Dat er wat gedaan zou moeten worden aan de exorbitante zelfverrijking in de top van het bedrijfsleven zodat er een rechtvaardiger inkomensverdeling kan ontstaan wordt voortdurend afgewezen. Dat we niet de behoefte aan energie van vandaag moeten afwentelen op onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen en hen moeten opzadelen met een giftig afval, waarbij het polonium uit Rusland een onschuldig medicijn lijkt, dringt nog maar nauwelijks door. Het blijven wijzen op oneerlijke en onrechtvaardige inkomens en bezitsverhoudingen is niet iets van de filosoof Marx uit de negentiende eeuw, maar eeuwen voor de geboorte van Jezus van Nazareth en het begin van onze jaartelling hadden woestijnbewoners hetzelfde al opgeschreven en vervolgens werd dat verhaal wakker gehouden door een eindeloze stroom profeten en gelovigen. Tot de dag van vandaag, en dat zal doorgaan tot de dag dat het onrecht verdwijnt.
Wat voor Micha duidelijk is dat verdwijnt bij ons in het gebrek aan kennis. Wie kent nog de regels van Omri en het geslacht van Achab? Ze zijn in deze dagen hoogst actueel. Omri was de Koning die de rijkdom van Israƫl graag toeschreef aan de goden van vruchtbaarheid die in prachtige religieuze feesten werden aanbeden. Het kon niet mooi genoeg en houtsnijders en goudsmeden werden rijk door de prachtige beelden die voor deze goden gesmeed. Achab was de Koning die de wijngaard van Nabod inpikte onder het motto dat een Koning altijd recht had op het bezit van een ander. In onze dagen doen we niet anders. Dat we rijk kunnen worden wordt ons voorgehouden door organisatoren van loterijen waarbij de kans op winnen vrijwel nihil is maar die ook nog de illusie wekken dat je met meespelen zogenaamde goede doelen steunt. De werkelijke rijkdom gaat nog steeds naar de top van het bedrijfsleven met bonussen en al en naar de top van banken die buiten schot blijven als de armen de bank weer eens overeind moeten houden. Als afschrikwekkend voorbeeld van de absoluut foute verdeling van onze rijkdom kennen wij de voedselbanken. De armen in ons land steunen ze in ruime mate, de rijken weigeren om ze overbodig te maken.