Psalm 119:113-120
113 Huichelaars haat ik, maar uw wet heb ik lief. 114 Bij U schuil ik, U bent mijn schild, in uw woord stel ik mijn hoop. 115 Zondaars, ga weg van mij! Ik wil de geboden volgen van mijn God. 116 Steun mij zoals U hebt beloofd, en ik zal leven, beschaam mijn verwachting niet. 117 Sta mij bij, want U bent mijn redding, altijd houd ik uw wetten voor ogen. 118 U verwerpt wie afdwalen van uw wetten, hun bedrog loopt uit op niets. 119 Als schuim veracht U wie kwaad doen op aarde, daarom heb ik uw richtlijnen lief. 120 Ik huiver van angst voor U, uw vonnissen wekken mijn vrees. (NBV21)
We zingen vandaag weer een couplet mee uit Psalm 119. We zijn bij de Hebreeuwse letter Samech, elk couplet van deze Psalm begint immers met een letter uit het Hebreeuwse alfabet. Dat wankelmoedigen klonk een beetje ouderwets daarom vertaalt de NBV21 het met Huichelaars. De Naardense Bijbel vertaalt met onvaste mensen, kwade ranken zei de Statenvertaling vroeger. Die Statenvertaling bedoelde dan de mensen die geen vrucht droegen voor het Koninkrijk van God. Want om dat Koninkrijk gaat het. Nu spreekt de Psalm voortdurend over een Wet en wij zitten toch vaak vast aan het Romeinse beeld van wat er met een Wet bedoeld wordt. Dan gaat het om de lettertjes, soms zelfs de kleine lettertjes in een Wet. De uitleg van de verschillende woorden en begrippen wordt dan heel belangrijk, wat is de jurisprudentie. Uiteindelijk kunnen alleen deskundigen er wijs uit worden.
Dat is niet het beeld van de Wet zoals die in de Bijbel geschetst wordt. Daar gaat het niet om een papieren wet. Je kunt het misschien nog het beste vergelijken met een natuurwet. Zoals dat alles wat valt altijd naar de aarde valt. Die Wet zegt dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Die Wet zet je dus in beweging want dan zul je naar je naaste toe moeten. Daar is moed voor nodig en als de moed je in de schoenen zinkt dan kom je geen stap verder. Dan mag je best om steun vragen. De landen in de wereld weten al sinds de jaren 30 van de vorige eeuw dat welvaart pas komt door echte samenwerking. De Tweede Wereldoorlog kwam er tussen maar direct na die oorlog maakten ze een systeem van financiƫle samenwerking. Dat heeft heel lang goed gewerkt tot ze de spelregels gingen afschaffen. Toen konden de hebberts en de graaiers uit de bankwereld hun gang gaan. Toen ging het dus mis.
Mensen die de Bijbel kennen, en met name deze Psalm 119, hadden daar al voor gewaarschuwd. Alleen samenwerken en samen delen maakt dat het goed gaat in de wereld. Onder dat oude systeem bleven de arme landen arm. Ze werden door de oude spelregels vaak zelfs nog armer dan ze al waren. Want echt delen met elkaar was er niet bij. Lenen door landen van elkaar kon wel en daardoor bouwden de arme landen grote schulden op. Als ze er al eens een keer in slaagden hun economie beter te laten draaien dan moesten ze eerst grote schulden aflossen. Veel schulden moesten daarom ook kwijt gescholden worden. Er is geprobeerd een nieuw systeem ontworpen met nieuwe spelregels die de hebberts en graaiers aan banden moeten leggen. Het is te hopen dat in dit nieuwe systeem eindelijk geleerd wordt dat ook delen hoort bij een eerlijk systeem. In het Bijbelgedeelte wordt gesproken over straffen maar als we de Wet van God niet toepassen en eerlijk delen dan zit de volgende ramp al vanzelf in het nieuwe systeem ingebakken. Let er de komende tijd maar eens op.