Marcus 10:46-52
46 Ze kwamen in Jericho. Toen Hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg; het was Bartimeüs, de zoon van Timeüs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus van Nazaret voorbijkwam, begon hij luidkeels te roepen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ 48 De omstanders berispten hem en zeiden dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, Hij roept u.’ 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik kan zien.’ 52 Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij zien en hij volgde Hem op zijn weg.
De vraag of Jezus van Nazareth nu wel of niet genezen heeft wordt zelden gesteld. Dat is eigenlijk ook een gevaarlijke vraag. Want als hij zou kunnen genezen als een dokter dan zouden alle andere blinden die niet zijn genezen kennelijk te weinig geloofd hebben. Dit verhaal gaat dus niet over genezen, maar dit verhaal gaat over gehoord worden. Mensen die langs de weg zitten worden zelden gehoord. Als ze al eens opgemerkt worden krijgen ze een aalmoes toegeworpen. Aandacht is er nooit voor. Om aandacht te trekken is in ons land de straatkrant of de daklozenkrant bedacht. Een echte krant met leuke artikelen die verkocht wordt zoals alle andere kranten. Alleen de opbrengst gaat naar mensen die langs de weg zijn komen te staan, want ook in onze samenleving komen er mensen langs de weg te staan. Denk niet dat het hun eigen schuld is. De schade die ze hebben opgelopen en die maakt dat ze buiten de samenleving zijn komen te staan, maar ook blijven staan, is vaak van veel vroeger. Ze zijn al langer niet gehoord en opgemerkt en het op straat komen te staan is vaak het einde van een lange lijdensweg.
Zo ook Bartimeüs. In de dagen van Jezus van Nazareth bleef er voor veel mensen niet veel anders over dan als blinde of lamme langs de weg gaan zitten en te gaan bedelen. Ze waren niet meer vooruit te branden. De weg had voor hen opgehouden en alleen aalmoezen hielden hen nog in leven. Maar Bartimeüs had ergens nog een sprankje hoop. Ooit zou er een moment komen dat iemand hem weer op weg zou helpen, ooit kwam er een dag dat er meer zou zijn dan een aalmoes, dat iemand hem weer als mens zou herkennen. Dat was nu net wat er gebeurde toen Jezus van Nazareth langs kwam. Want een drukke menigte die Jezus van Nazareth omringde zou zo gemakkelijk alle aandacht voor zich hebben kunnen opeisen. Al die sterke mensen die wel ter been zijn kunnen je de mond snoeren, je staat immers al aan de kant en wie hoort je dan nog?
In onze dagen kunnen oudere werknemers daarvan wanhopig worden. Van werknemers ouder dan 50 jaar werkt nog maar 13%, slechts een klein deel van ons haalt dus de pensioengerechtigde leeftijd ook als werkende. Zoals aan oudere werknemers geen aandacht wordt geschonken zo probeert men ook Bartimeüs tot zwijgen te brengen. Maar hij gaat harder roepen, zo kunnen wij ook de stem worden van mensen die in onze dagen langs de kant staan en niet gehoord dreigen te worden. Jezus van Nazareth laat terugroepen. Hij laat Bartimeüs roepen. Want deze blinde man zag iets dat niemand zag. Hij roept Jezus uit tot Koning, hierna volgt dan ook het verhaal van Palmzondag. Hij vraagt niet meer om aalmoezen, hij vraagt om volwaardig mee te mogen doen in een nieuw Koninkrijk, waar mensen niet langer langs de kant hoeven staan. Hij gelooft weer dat het kan, dat hij de Weg mag gaan van Jezus van Nazareth. Wie het niet meer ziet zitten mag die weg gaan, de Weg van je naaste lief hebben als jezelf, de Weg van de zwakke horen aan de kant van de Weg en daar de hand naar uitsteken. Ook vandaag mogen we die Weg gaan.