Mensenkind, luister naar mijn woorden

Ezechiël 1:28b”“3:3 Dit was de aanblik van de stralende verschijning van de HEER, en toen ik dit alles zag, wierp ik me voorover op de grond. Ik hoorde een stem1 ¶  die tegen mij zei: ‘Mensenkind, sta op, dan zal ik met je spreken.’ 2  Terwijl deze woorden klonken, voer er een geest in mij … Lees meer

Waarheen Gods geest hen leidde

Ezechiël 1:15-28a 15 ¶  Opnieuw keek ik naar de wezens, en ik zag bij elk van de vier een wiel op de grond staan, aan de voorkant. 16  De wielen glansden alsof ze gemaakt waren van turkoois en ze hadden alle vier dezelfde vorm: ze leken op een wiel midden in een ander wiel. 17  … Lees meer

Een stormwind, komend uit het noorden

Ezechiël 1:1-14 1 ¶  Op de vijfde dag van de vierde maand in het dertigste jaar, toen ik te midden van de ballingen bij het Kebarkanaal woonde, opende zich de hemel en kreeg ik een visioen van God. 2-3 (Op de vijfde dag van die maand, en wel in het vijfde jaar van koning Jojachins … Lees meer

Stel uzelf op de proef.

2 Korintiërs 13:1-13 1 ¶  Ik kom nu voor de derde keer naar u toe. Er staat geschreven dat een aanklacht rechtsgeldig wordt op grond van ten minste twee getuigenverklaringen. 2  Welnu, toen ik de tweede keer bij u was, heb ik al tegen degenen die maar bleven zondigen gezegd dat ik u niet zou … Lees meer

Wij spreken ten overstaan van God

2 Korintiërs 12:14-21 14  Ik sta klaar om u nu voor de derde keer te bezoeken, en ik zal u niets kosten. Het gaat mij niet om uw geld, maar om u. Niet de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor de kinderen. 15  Ik wil graag alles wat ik bezit aan … Lees meer

Niet op grond van uitzonderlijke openbaringen

2 Korintiërs 12:1-13 1 ¶  Ik word er wel toe gedwongen hoog van mezelf op te geven. Daarom zal ik, hoewel het geen enkel doel dient, het hebben over visioenen en openbaringen die de Heer ons schenkt. 2  Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd-in … Lees meer

Het is de grootspraak van een dwaas.

2 Korintiërs 11:16-33 16 ¶  Nogmaals, laat niemand denken dat ik een dwaas ben. Maar mocht u dat toch denken, accepteer me dan ook als een dwaas en sta me toe dat ook ik eens opschep over mezelf. 17  Want wat ik nu ga zeggen komt niet van de Heer, het is de grootspraak van … Lees meer

Ze zullen krijgen wat ze verdienen.

2 Korintiërs 11:1-15 1 ¶  U staat me wel toe dat ik een beetje dwaas doe. Daar hebt u vast geen bezwaar tegen. 2  Ik waak over u zoals God over u waakt. Ik heb u aan één man uitgehuwelijkt, aan Christus, en ik wil u als een kuise bruid aan hem geven. 3  Alleen … Lees meer

U behoort tot ons gebied

2 Korintiërs 10:12-18 12 ¶  We zijn niet zo overmoedig ons te vergelijken met degenen die zichzelf zo aanprijzen, laat staan ons aan hen gelijk te stellen. Zij tonen hoe dom ze zijn door zichzelf als maatstaf en norm te nemen. 13  Wij daarentegen willen niet zo buitensporig hoog van onszelf opgeven, we blijven binnen … Lees meer

Wie karig zaait, zal karig oogsten.

2 Korintiërs 9:1-14 1 ¶  Eigenlijk hoef ik u niets te schrijven over de collecte voor de heiligen in Jeruzalem, 2  want ik weet dat u bereid bent mee te doen. Daarom kon ik vol trots tegen de Macedoniërs zeggen: ‘Achaje is vorig jaar al begonnen.’ Uw inzet heeft de meesten van hen tot navolging … Lees meer