Het is de grootspraak van een dwaas.

2 Korintiërs 11:16-33

16 ¶  Nogmaals, laat niemand denken dat ik een dwaas ben. Maar mocht u dat toch denken, accepteer me dan ook als een dwaas en sta me toe dat ook ik eens opschep over mezelf. 17  Want wat ik nu ga zeggen komt niet van de Heer, het is de grootspraak van een dwaas. 18  Wanneer er zo velen zijn die zich op hun afkomst laten voorstaan, zal ik dat ook maar doen. 19  U, die zo verstandig bent, verdraagt dwazen toch met het grootste gemak. 20  Tenslotte verdraagt u het ook dat men u tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven u verheft en u beledigt. 21  Nu, ik moet u tot mijn schande bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest. Als anderen over zichzelf durven op te scheppen, durf ik het ook. Ik ben toch maar een dwaas. 22 ¶  Zijn zij Hebreeën? Dat ben ik ook. Zijn zij Israëlieten? Dat ben ik ook. Zijn zij nakomelingen van Abraham? Dat ben ik ook. 23  Zijn zij dienaren van Christus? Ik ben zo gek dat ik durf te zeggen: ik nog meer. Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangen gezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest. 24  Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, 25  ik ben driemaal met stokslagen gestraft, ik ben eenmaal met stenen bekogeld en heb driemaal schipbreuk geleden. Eén keer heb ik een heel etmaal op zee rondgedreven. 26  Voortdurend was ik onderweg, bedreigd door rivieren, rovers, volksgenoten en vreemdelingen, in gevaar in de stad, in de woestijn, op zee en te midden van schijngelovigen. 27  Ik heb gezwoegd en geploeterd, vaak zonder te slapen, hongerig en dorstig, vaak zonder te eten, verkleumd en zonder kleren. 28  En dan laat ik al het andere nog buiten beschouwing: de druk waaronder ik dagelijks sta vanwege mijn zorg voor de gemeenten. 29  Als er iemand zwak is, dan ben ik het wel; gaan anderen onder verleidingen gebukt-ik word erdoor verteerd. 30  Als ik mij dan toch op iets moet laten voorstaan, doe ik het op mijn zwakheid. 31  De God en Vader van de Heer Jezus, de God die moet worden geprezen tot in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg. 32  Toen ik in Damascus was, liet de stadhouder van koning Aretas de stad afsluiten om mij gevangen te nemen; 33  ik kon alleen aan hem ontkomen doordat ik in een mand door een venster in de muur werd neergelaten. (NBV)

Eigen roem stinkt. Hoe kan je dat beter aantonen dan door maar een keer te roemen over jezelf. Dan wordt pas duidelijk dat al die concurrentie, waarbij de een zich uitnemender acht dan de ander, helemaal nergens op slaat. Het gaat er namelijk in de gemeente van Christus helemaal niet om wie de beste is, maar wie de minste is en wat we voor die minsten met elkaar kunnen doen. Daarvoor is iedereen nodig is en moeten we niet naar boven kijken maar naar beneden, naar de goot en wie daarin ligt of dreigt te komen liggen. Om te beginnen gaat Paulus in op wat die schijnapostelen hebben gedaan met de gemeente in Korinthe. Die gemeente is getiranniseerd, uitgezogen, onderworpen en beledigt. Paulus kreeg het verwijt van deze schijnapostelen dat hij te zwak zou zijn opgetreden. En dat moet hij toegeven, hij was te zwak om mensen te onderwerpen, tiranniseren en uit te zuigen.

Hij had er al op gewezen dat hij nooit geld voor zichzelf zou vragen aan een nieuwe gemeente. Maar opscheppen kan hij ook, daarvoor heeft hij dezelfde redenen als die schijnapostelen. Ze spreken Hebreeuws, Paulus ook, hij had zelfs in Jeruzalem gestudeerd. Ze horen bij het volk Israël? Paulus ook en niet alleen door bekering maar door geboorte, ook hij is een nakomeling van Abraham. Hij is weliswaar geboren en getogen in Tarsus maar hij is een geboren Jood uit de diaspora, de verstrooiing over de aarde. Maar ja, zijn het dan ook Christenen, dienaren van de bevrijder Jezus van Nazareth? Paulus vult dat hier in als volgeling van de gekruisigde. Gekruisigd is hij nog net niet, maar vijfmaal heeft hij de straf van geseling gehad, drie maal zelfs met stokslagen, drie keer leed hij schipbreuk en een keer zelfs dreef hij een etmaal op zee. Verder was het leven van Paulus als zendeling, apostel in het Grieks, geen pretje, hij somt alle tegenslagen op.

Maar slaat dat allemaal ergens op, leidt het ergens toe? Je zou toch zeggen dat het na al dat leed een keer tijd wordt dat je wordt beloont. Er zou toch een keer een gemeente moeten komen die je in de watten zou willen leggen. Die gedachte noemt Paulus zijn zwakheid. Hij was zo belangrijk dat een koning een stad liet afsluiten en dat hij alleen door een gat in de muur kon ontsnappen. Dan wil je wel verlangen naar rust en verzorging.  Het zal duidelijk zijn dat voorgangers die eerst het goede voor zichzelf vragen de verkeerde voorgangers zijn. Voorgangers die in duur gesneden pakken lopen, in dure auto’s rondrijden en in grote luxe huizen wonen zijn de schijnapostelen waar Paulus het over heeft. Laten we dus naar beneden blijven kijken en zien wie er in de goot ligt of dreigt te komen. Daar ligt het belang voor de gemeente, ook vandaag weer.

Plaats een reactie