Rechters 1:16-26
Er is in het verleden wel eens het beeld opgeroepen dat het volk Israël Kanaaän binnentrok en alle volken die daar al woonden dood sloeg en uitroeide. Maar zo is het niet. Het gaat om de bereidheid het land te delen met elkaar. Een land dat als land al overvloeit van melk en honing, waar het dus rijk en weldadig is om te leven, heeft altijd nog wel ruimte voor een aantal arme sloebers dat het in de droge en onvruchtbare woestijn niet meer uithoudt. Israël geeft daar zelf het voorbeeld voor door het land te delen met de Kenieten, de stamgenoten van de schoonvader van Mozes. Die Kenieten hoefden zelf ook niet een ander volk uit te roeien want ze vestigden te midden van de bewoners van het gebied rond Arad.
De meeste volken willen echter niet delen met die nomaden uit de woestijn. En met die volken wordt oorlog gevoerd. Niet dat er altijd wordt gewonnen. Overwinningen worden gemakkelijk aan de God van Israël toegeschreven maar verlies wil niet altijd zeggen dat je zelf van het rechte pad bent afgeweken. Ook dat is een misverstand dat gemakkelijk met verhalen uit het boek Rechters in stand wordt gehouden. Verlies kan ook een verschil in bewapening betekenen dat de ander nu eenmaal sterker maakt dan jijzelf bent. Juda maakte zich met behulp van de God van Israël meester van het bergland maar de bewoners van de laagvlakte waren sterker dan Juda want die bewoners hadden ijzeren strijdwagens.
En natuurlijk staan er in een dergelijk spannend oorlogsverhaal ook grapjes ter ontspanning. Wij herkennen ze meestal niet. Maar als je heel goed de weg weet in de Bijbelse verhalen zul je het grapje in dit verhaal wel herkennen. Een opmerking over de woorden van Mozes en de indeling van het land moet je de weg wijzen. Mozes had immers 12 verspieders het land ingestuurd die terugkwamen met verhalen over reuzen en de onmogelijkheid het land te veroveren. Twee van de verspieders hadden gezegd dat de verovering wel mogelijk zou moeten zijn. Dat waren Jozua en Kaleb. Jozua is gestorven als het verhaal van de Rechters begint, maar Kaleb leeft nog en het is Kaleb die de drie zonen van de reus Enak uit Hebron verdrijft en de stad in bezit neemt. Niet alle reuzen doodt dus, maar verdrijft.
Dat verdrijven staat er niet zomaar. Want ook het laatste gedeelte dat we vandaag lezen laat zien dat wie wil delen telkens de kans krijgt een nieuw begin te maken. De man uit Betel, dat vroeger Luz heette, krijgt met zijn familie de kans in het land van de Hethieten een nieuwe stad Luz te bouwen. De leden van de stam Benjamin gaan hun hoofdstad Jeruzalem delen met de bevolking die er al woondde. Ook in Bijbelse tijden werd Jeruzalem dus gedeeld. Wie vandaag op grond van de Bijbel de deling van Jeruzalem tot onmogelijk wil verklaren heeft de Bijbel dus nog niet echt goed gelezen. Het boek Rechters maakt ons in elk geval duidelijk dat, als wij vinden dat we een rijk en welvarend land hebben, we volgens de God van Israël bereid moeten zijn dat land te delen met de armen. Kleine jongetjes wegsturen die we hier hebben grootgebracht past daar dus ook niet bij. Ook vandaag niet.
Wat ben ik blij met deze uitleg, het verheldert veel voor me, vooral de laatste alinea