Deuteronomium 4:21-31
21 Door uw schuld is de HEER kwaad op mij geworden. Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken en het goede land niet binnen zou gaan dat Hij u als grondgebied zou geven. 22 Ik moet hier sterven, ik zal de Jordaan niet oversteken, maar u mag wel oversteken en dat goede land in bezit nemen. 23 Zorg er dan voor dat u het verbond dat de HEER, uw God, met u heeft gesloten niet vergeet, en dat u niet tegen zijn gebod in een godenbeeld maakt, een afbeelding van wat dan ook. 24 Want de HEER, uw God, is een verterend vuur, Hij duldt geen ontrouw. 25 Als u eenmaal in dat land geworteld bent en er kinderen en kleinkinderen hebt gekregen, en u gaat u misdragen door een godenbeeld te maken, een afbeelding van wat dan ook, en u tergt de HEER, uw God, door te doen wat slecht is in zijn ogen- 26 ik roep vandaag de hemel en de aarde op als getuigen tegen u, dat u dan spoedig zult worden verdreven uit het land aan de overkant van de Jordaan, dat u in bezit zult nemen. Daar zal u dan geen lang leven beschoren zijn, integendeel, u zult worden weggevaagd. 27 De HEER zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven. 28 Daar zult u dan andere goden vereren, goden van hout en van steen, door mensen gemaakt, goden die niet kunnen horen en zien, niet eten en niet ruiken. 29 Maar ten slotte zult u de HEER, uw God, weer zoeken, en Hem ook vinden, als u Hem met hart en ziel zoekt. 30 Wanneer dit alles u overkomt zult u in uw nood uiteindelijk terugkeren naar de HEER, uw God, en naar Hem luisteren. 31 Want de HEER, uw God, is een liefdevolle God. Hij zal u niet verlaten en u niet in het verderf storten. Wat Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd, vergeet Hij niet. (NBV21)
Mozes, wiens afscheidsrede we hier lezen, legt de schuld voor het verbod dat God hem had gegeven om de Jordaan over te steken bij de generatie die Egypte had verlaten en die een gouden kalf had opgericht en te bang voor reuzen was geweest om het land dat God hen wilde geven ook in bezit te nemen. Het verbod op afgodsbeelden, op de aanbidding van andere goden dan de God van Israël, de God van wie je zelfs de naam niet mag zeggen uit eerbied, moet je onder alle omstandigheden in acht nemen. De generatie waar Mozes het tegen heeft kent de afgodendienst niet. Ze zijn geboren in de woestijn en hebben tenminste 38 jaar door de woestijn gezworven tot hun ouders en grootouders waren overleden. Ze komen straks in een totaal vreemde cultuur waar godenbeelden een hoofdrol spelen.
En het is moeilijk om je daarvan los te maken. Zelfs de meest strenge protestanten kijken graag naar een Rooms Katholieke processie waarin beelden van zogenaamde heiligen worden rondgedragen, begeleid door priesters in prachtige gewaden, muziekkorpsen en gelovigen die menen scenes uit de Bijbel uit te beelden. Dat er Rooms Katholieken zijn die zelfs knielen als er een door mensenhanden gemaakt beeld langskomt doet dan niet ter zake. Het ademt een sfeer van geloof, van een verbondenheid met het hogere en het is gewoon mooi om te zien. Zelfs protestanten gaan soms naar Lourdes om bewonderend te kijken naar de zorg voor de zieken en die de beelden waarvoor geknield wordt en kaarsjes worden aangestoken maar al te graag vergeten. Dergelijke religieuze uitingen kunnen diepen indruk maken. Het volk Israël zou er in het beloofde land ook kennis mee maken.
Een beeld bij elke akker, op de hoeken van de akkers palen om moeder aarde, Asjeera, gerust te stellen en haar tot vruchtbaarheid te verleiden. Je zou bijna vergeten dat het goden zijn door mensen gemaakt en die niet kunnen horen en zien, niet eten of ruiken. Branden van wierook voor die beelden, aansteken van kaarsen, altaren met reuk en andere offers zijn allen vergeefs. Zelfs voorspraak bij de God van Israël kun je van deze afgoden niet verwachten. Die pracht en praal zijn ook in onze dagen verleidelijk. Ooit sloegen de protestanten die afgoden de kerken uit omdat de onderdrukking door wereldlijke en kerkelijke overheid hen te veel werd. Mozes waarschuwt dat pas in grote nood de gelovigen zich weer iets gaan aantrekken van de God van Israël. Die waarschuwing geldt ook voor ons, laten we voorkomen dat ook wij die crisis moeten doormaken.