1 Johannes 1:1-7
1 Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. 2 Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. 3 Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. 4 We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken. 5 Dit is wat wij Hem hebben horen verkondigen en wat we u verkondigen: God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis. 6 Als we zeggen dat we met Hem verbonden zijn terwijl we onze weg in het duister gaan, liegen we en leven we niet volgens de waarheid. 7 Maar gaan we onze weg in het licht, zoals Hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde. (NBV21)
Vandaag beginnen we te lezen in de eerste brief van Johannes. Door de lengte en hoeveelheid van de brieven van Paulus zijn de andere brieven van het Nieuwe Testament soms een beetje verwaarloosd. Ze zijn het echter niet minder waard om te lezen. Welke Johannes de brieven geschreven heeft, er zijn drie brieven op zijn naam, dat weten we niet precies. In elk geval sluit de inhoud van de brieven en de manier waarop ze geschreven zijn aan bij het Evangelie van Johannes. Vanaf het begin van de kerk wordt aangenomen dat de schrijver dezelfde is geweest die het Evangelie van Johannes heeft geschreven. In het begin van deze eerste brief, het gedeelte dat we vandaag lezen, komen we al een soort conflict tegen dat we ook bij het lezen van het eerste hoofdstuk van het Evangelie van Johannes tegen kwamen.
De brieven en het evangelie zijn geschreven na honderd jaar na het begin van de jaartelling. Leven, sterven en opstanding van Jezus van Nazareth waren toen al geruime tijd geleden. Het Christendom had zich over het Romeinse Rijk verspreid en allerlei mensen aangetrokken, rijken, armen, geleerden, slaven, arbeiders, noem maar op. Het is dan ook niet vreemd dat invloeden van andere culturen en godsdiensten binnenslopen in dat vroege christendom. Johannes is de naam die verbonden is met het verzet tegen die intellectuele en culturele invloeden. Daarom begint deze brief met de verzekering dat het Woord van God geen abstracte zaak is waar je vrij over kunt filosoferen maar dat het heeft geleefd en dat mensen het hebben beleefd, gezien en gehoord, ja zelfs aangeraakt.
Voor de Rabbijnen waren er twee getuigen nodig om iets waar te verklaren en die moesten dat dan ook met twee zintuigen hebben waargenomen, horen en zien dus in dit geval. Dat Woord was Jezus van Nazareth, de manier waarop hij leefde, de boodschap die hij verkondigde en de manier waarop hij met mensen omging was het Woord van God dat gedaan moet worden. Zijn sterven was niet het einde maar het begin en daarmee bevrijdde het de mensen aan wie deze brief geschreven werd, ons dus ook, van wat de Bijbel zonde noemt. Iedere keer als we niet leven en werken volgens de weg van Jezus van Nazareth zondigen we. Iedere keer dus als we oorlog en geweld proberen te rechtvaardigen, als we hongerigen laten hongeren, als we vervolgden en verdrukten vervolgd en verdrukt laten, dan zondigen we. Iedere keer dat we zondigen mogen we echter omkeren en opnieuw de weg opgaan van Jezus van Nazareth. Elke dag opnieuw en gedurende de dag net zo vaak als nodig is.