Hoe lang nog,HEER!

Psalm 79

1 Een psalm van Asaf. God, vreemde volken hebben uw land bezet, uw heilige tempel geschonden en Jeruzalem in puin veranderd. 2 De lijken van uw dienaren lieten zij liggen als aas voor de vogels van de hemel, het vlees van uw getrouwen als voedsel voor de wilde dieren op aarde. 3 Hun bloed werd als water vergoten rond Jeruzalem-en niemand die hen begroef. 4 Gehoond worden wij door onze naburen, beschimpt en bespot door de volken rondom. 5 Hoe lang nog, HEER! Bent u voor eeuwig verbolgen? Hoe lang blijft uw woede branden? 6 Stort uw toorn uit over de volken die u niet kennen, over de koninkrijken die uw naam niet aanroepen, 7 want zij hebben Jakob verslonden en zijn woonplaats verwoest. 8 Reken ons de zonden van vroeger niet aan, toon erbarmen en haast u, want onze ellende is groot, 9 help ons, God, bevrijd ons, tot eer van uw roemrijke naam, red ons en bedek onze zonden, omwille van uw naam. 10 Waarom mogen de volken zeggen: ‘Waar is nu hun God?’ Laat de volken weten, laat ons het zien, dat het bloed van uw dienaren wordt gewroken. 11 Laat het zuchten van uw geknechte volk u bereiken, machtig is uw arm: houd in leven wie ten dode zijn gedoemd. 12 Straf de volken rondom ons zevenvoudig voor de smaad die zij u hebben aangedaan, Heer! 13 Wij zijn uw volk, de kudde die u hoedt, wij zullen u prijzen tot in eeuwigheid, van geslacht op geslacht verhalen van uw roem. (NBV)

De Psalm die we vandaag met de Kerk meezingen bezingt het gevoel dat het volk Israël overkwam toen Jeruzalem verwoest werd, de Tempel afgebroken en het volk weggevoerd in ballingschap. Ook bij profeten als Jeremia en Jesaja kun je lezen dat de volken die rond Israël woonden zich vrolijk maakten over de ondergang van dat landje. Het landje dat zich zo hooghartig had opgesteld, dat bondgenootschappen had gesloten met de machtigste rijken van die tijd het laatste nog met Egypte dat hen nu in de steek had gelaten. Dat landje beriep zich altijd op een onzichtbare God waarvan niet eens beelden aanwezig waren in zijn Tempel. Ondertussen hadden ze wel andere goden geplaatst en aanbeden en vruchtbaarheidspalen voor Asjeera in de akkers gedreven.

In deze Psalm lijkt het volk berouw te krijgen van datgene wat ze verkeerd hebben gedaan en het lied loopt uit op het goede dat de God van Israël heeft gedaan en dat navolging verdient. Het is de God van Israël die de roem verdient. Het Joodse geloof en het Christelijke geloof maakt de gelovigen niet beter dan de mensen die zulk geloof niet aanhangen. Er is maar één God en die God roept op tot het goede, ondanks alle kwaad dat er in de wereld wordt gedaan. Kerken zetten vaak na rampen hun deuren open voor mensen die stilte en steun nodig hebben. De PKN kerken in Nederland organiseren extra collectes voor de hongerenden in Afrika. Wie bezig is met de Bijbel hoort daarin de stem van de God die oproept om de lijdenden niet te vergeten.

Vandaag zijn dat de nabestaanden van de aanslag op een onschuldig verkeersvliegtuig in de Oekraïne, de MH17, maar ook de hongerenden in Afrika en de slachtoffers van alle oorlogen en geweld. We zullen wegen moeten zoeken om in vrede te leven met mensen die anders geloven. In onze samenleving geven Moslims ons daarvoor een eerste kans. De Bijbel roept ons op men hen maaltijd te houden. Dat moeten we dan maar doen, niet omdat we beter zijn dan een ander, maar omdat we allemaal kinderen van die ene God zijn en kinderen horen elkaar niet uit te roeien maar elkaar te laten groeien, ook vandaag weer.

Plaats een reactie