1 Samuel 1:1-20
1 In Rama in de streek Suf, in het bergland van Efraïm, woonde een man die Elkana heette. Hij was een zoon van Jerocham, die een zoon was van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, en behoorde tot de stam Efraïm. 2 Hij had twee vrouwen: de ene heette Hanna en de andere Peninna. Peninna had kinderen, maar Hanna niet. 3 Elk jaar ging deze man vanuit zijn woonplaats naar Silo, om daar de HEER van de hemelse machten te vereren en hem offers te brengen. Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, waren daar priesters van de HEER. 4 Wanneer Elkana zijn jaarlijkse offer bracht, gaf hij zijn vrouw Peninna en haar zonen en dochters een stuk van het offervlees. 5 Maar het mooiste stuk gaf hij aan Hanna, want haar had hij lief, ook al hield de HEER haar moederschoot gesloten. 6 Haar rivale kwetste haar dan diep, door haar te sarren omdat de HEER haar geen kinderen gaf. 7 Zo ging het jaar in jaar uit. Elke keer als ze naar het heiligdom van de HEER gingen, treiterde Peninna Hanna zo erg dat ze begon te huilen en haar eten liet staan. 8 Toen dat weer eens gebeurde, vroeg Elkana: ‘Waarom huil je, Hanna? Waarom eet je niet en waarom ben je zo bedroefd? Beteken ik niet meer voor je dan tien zonen?’ 9 Na de maaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom van de HEER, waar de priester Eli op een bankje bij de ingang zat. 10 Diep bedroefd bad Hanna tot de HEER. In tranen 11 legde ze een gelofte af: ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek u, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan u: nooit zal zijn haar worden afgeschoren.’ 12 Terwijl Hanna zo lang bad, keek Eli opmerkzaam naar haar mond. 13 Ze bad namelijk in stilte: haar lippen bewogen wel, maar haar stem was niet te horen. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. 14 Hij sprak haar aan en vroeg: ‘Gaat dit nog lang zo duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ 15 ‘U vergist u, heer, ‘antwoordde Hanna. ‘Ik heb geen wijn of andere drank gedronken. Nee, ik ga gebukt onder een zwaar verdriet en stort mijn hart uit bij de HEER. 16 Denk niet dat ik een slechte vrouw ben; ik bid zo lang omdat ik overstelpt ben door droefheid en ellende.’ 17 ‘Ga dan in vrede, ‘antwoordde Eli. ‘De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ 18 ‘Ik dank u voor uw vriendelijkheid, ‘zei Hanna, en ze ging terug naar haar familie. Haar gezicht was opgeklaard en ze at ook weer. 19 De volgende morgen vroeg bogen ze zich neer voor de HEER, waarna ze zich op de terugreis begaven. Thuis in Rama sliep Elkana met zijn vrouw Hanna, en de HEER verhoorde haar. 20 Hanna werd zwanger en na verloop van tijd baarde ze een zoon. Ze noemde hem Samuël, ‘want, ‘verklaarde ze, ‘ik heb hem aan de HEER gevraagd.’ (NBV)
Vandaag beginnen we te lezen in het Eerste boek Samuël. Samuël belichaamde de overgang van het volk dat zonder koning in stammen verdeeld in het land Israël woonde naar het Koninkrijk dat onder David een succes zou worden. De verhalen over dat volk dat in stammen verdeeld leefde kunnen we vinden in het boek Richteren en hoe het na David verder zou gaan lezen we in de boeken 1 en 2 Koningen. De boeken 1 en 2 Samuël en de boeken 1 en 2 Koningen maken de indruk geschiedenisboeken te zijn. Maar dat is een verkeerde indruk. De Bijbel is geen geschiedenisboek en ook de verschillende boeken in de Bijbel vertellen niet over geschiedenis zoals we dat inmiddels van de geschiedeniswetenschap gewend zijn. De boeken zijn ook niet geschreven om geschiedenis van een volk, of van belangrijke mensen of gebeurtenissen vast te leggen. De Bijbel is geschreven om ons te laten zien hoe de God van Israël inbreekt in onze menselijke geschiedenis. Bijbelverhalen vertellen dan ook de “waarheid”, niet over de geschiedenis, maar over het handelen van de God van Israël. Het eerste verhaal dat we vandaag lezen is daar een goed voorbeeld van.
In de loop van de tijden is het krijgen van voldoende kinderen in elke cultuur een belangrijke zaak. Die kinderen zijn een verzekering voor een ongestoorde oude dag voor hun ouders. De “babyboom” van na de Tweede Wereldoorlog heeft bij ons het zicht daarop wat verduisterd. Voor de generatie van de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw waren er genoeg kinderen geboren om hen een onbezorgde oude dag te bezorgen. Maar in onze dagen dringt zich het besef dat er voldoende jongeren moeten zijn om de ouderen een onbezorgde oude dag te bezorgen zich weer op. De hele discussie over de AOW leeftijd gaat daarover, over de verdeling van de lasten tussen de jongeren en ouderen. De OESO, de organisatie voor ecomische samenwerking en ontwikkeling heeft al eens geadviseerd om desnoods meer mensen uit arme buitenlanden toe te laten, die hebben grotere gezinnen en kunnen ons pensioenstelsel betaalbaar houden. Ook in de dagen van Elkana, waar het verhaal van vandaag mee begint, was de noodzaak van voldoende kinderen aanwezig.
Hanna had geen kinderen, Peninna wel. Hanna was dus zielig en Peninna niet. Maar Hanna was eigenlijk helemaal niet zielig omdat ze geen kinderen had, Peninna had genoeg kinderen voor hen allebei en de verhalen uit de Bijbel gaan ook altijd over delen. En als het op delen aankwam dan kreeg Hanna altijd het beste deel van haar echtgenoot. Maar Hanna was zielig omdat ze gepest werd. Pesten is een van de meest gemene manieren om iemand te kwetsen. Mensen kunnen daardoor zo gekwetst worden dat ze er aan dood gaan, al lijkt het dan er op of ze zelf een eind aan hun leven maken. Hanna was daar niet ver van af. Maar zij zocht eerst in de Tent der ontmoeting, waar de Wet van God werd bewaard, de hulp van die God. Ze was zo ver heen dat de hoge priester Eli dacht dat ze dronken was. Dat was ze dus niet en als ze zo hartstochtelijk iets van God vroeg dan moest die dat toch wel geven zei Eli. Die zoon kreeg ze ook, niet van God maar van Elkana. Maar het was de leer van Mozes, de Wet van Liefde en delen die haar op het goede spoor had gezet, haar zoon zou dan ook opgedragen worden aan die God. Wij hoeven geen zonen en dochters aan die God op te dragen. Wij kunnen onszelf aan die God weiden, door te leven volgens zijn richtlijn, onze naaste lief te hebben als ons zelf. Elke dag weer, ook vandaag weer.