Voor het allerheiligste

Numeri 4:1-20

1 ¶  De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2  (2-3) ‘Houd onder de Levieten een telling van de Kehatieten die tussen de dertig en vijftig jaar oud zijn en verplicht zijn werkzaamheden bij de ontmoetingstent te verrichten. Tel hen per geslacht en per familie. 3 4  De Kehatieten hebben als taak zorg te dragen voor het allerheiligste in de ontmoetingstent. 5  Wanneer het kamp wordt opgebroken, moeten Aäron en zijn zonen het voorhangsel losmaken en er de ark met de verbondstekst mee bedekken.6  Ze leggen er een kleed van zeekoevellen overheen, spreiden daarover een geheel blauwpurperen kleed en brengen de draagbomen aan. 7  Ook over de tafel voor de toonbroden moeten ze een blauwpurperen kleed spreiden; daar moet het voortdurend aanwezige brood op liggen. De schotels, schalen en kommen en de kannen voor de wijnoffers zetten ze op het kleed. 8  Daaroverheen spreiden ze een karmozijnrood kleed en een kleed van zeekoevellen, en ze brengen de draagbomen aan. 9  Met een blauwpurperen kleed moeten ze de lampenstandaard bedekken, de bijbehorende lampen, snuiters en bakjes en alle olievaatjes die erbij gebruikt worden. 10  Vervolgens zetten ze de standaard en alles wat erbij hoort op een draagbaar waarover een kleed van zeekoevellen ligt. 11  Over het gouden altaar spreiden ze een blauwpurperen kleed. Dit bedekken ze met een kleed van zeekoevellen, en ze brengen de draagbomen aan. 12  Alle voorwerpen die ze bij de dienst in het heiligdom gebruiken, moeten ze op een blauwpurperen kleed leggen, met een kleed van zeekoevellen bedekken en op een draagbaar leggen. 13  Ze verwijderen de as van het brandofferaltaar, spreiden er een roodpurperen kleed over, 14  leggen daarop alle voorwerpen die erbij gebruikt worden-de vuurbakken, vorken, scheppen en offerschalen, kortom, al het altaargerei-, spreiden daar een kleed van zeekoevellen over en brengen de draagbomen aan. 15  Pas als Aäron en zijn zonen bij het opbreken van het kamp klaar zijn met het bedekken van het heiligdom en alle heilige voorwerpen, mogen de Kehatieten komen om ze te dragen. Zij mogen het heiligdom niet aanraken, anders sterven ze. Dat zijn de voorwerpen uit de ontmoetingstent die de Kehatieten moeten dragen. 16  Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft het toezicht op de olie voor het licht, op het geurige reukwerk, het dagelijkse graanoffer en de zalfolie. Hij heeft het toezicht op de tabernakel en alles wat zich daarin bevindt, op het hele heiligdom en alle bijbehorende voorwerpen.’ 17  De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 18  ‘Zorg ervoor dat de Kehatitische tak van de Levieten niet wordt uitgeroeid. 19  Om te voorkomen dat zij te dicht bij het allerheiligste komen en sterven, moeten jullie het volgende doen: Aäron en zijn zonen komen bij hen en wijzen ieder van hen toe wat hij moet dragen. 20  Zelf mogen ze het heilige niet binnengaan, want als ze er ook maar een glimp van zouden opvangen, zouden ze sterven.’ (NBV)

De hele Tent der Ontmoeting was tot verboden gebied verklaard. Het was het hart van de samenleving geworden van het volk Israël en het hart laat je niet vervuilen, dan houdt het op met kloppen. Het verhaal over de Tent der Ontmoeting neemt dit letterlijk. Wie van de legermacht te dicht bij kwam kon niet alleen doodvallen maar moest gedood worden. Allen de Priesters en de Levieten mochten dichtbij komen, maar dan nog. Alleen de Hogepriester mocht in het Allerheiligste komen. Een speciale tent in een tent waar  de ark met de verbondstekst werd bewaard. Later vertelde men elkaar dat die ark een afspiegeling was van de troon in de hemel waarop de God van Israël de wereld bestuurde. Zo heilig was dat verbond. Je mocht er dan ook onder geen voorwaarde aankomen, zelfs niet naar kijken. Als je er naar zou kijken dan zou het zijn of je naar God keek en dat overleefde niemand. Zelfs Mozes had God alleen in het voorbijgaan gezien en hij had zijn gezicht moeten bedekken omdat het daarna zo sterk straalde dat niemand hem meer had kunnen aankijken.

Dat allerheiligste van het volk werd bij een verplaatsing van het volk gedragen door de familie van de Kehatieten. Die familie had dus een levensgevaarlijke taak. Zij mochten was gaan sjouwen als alle heilige voorwerpen door de priesters waren bedekt. Dat bedekken moest gebeuren met leren vellen. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt hier met zeekoevellen. Het Hebreeuwse woord dat hier wordt vertaald is verder bijna onbekend, de profeet Ezechiël heeft het er over dat er sandalen van wordt gemaakt, maar ook de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling willen kennelijk aangeven dat hier het meest kostbare en buitengewone wordt gebruikt om de Heiligste voorwerpen van het volk te bedekken. Ook het dragen gaat niet zomaar, eerst moeten er draagstokken worden aangebracht. Die draagstokken voorkomen dat iemand onbedoeld de heilige voorwerpen zou aanraken en dus sterven.

Arbeiders die een bijzondere gevaarlijke taak hebben verdienen bijzondere bescherming. Zeker waar het hier gaat om een levensgevaarlijke onderneming schrijft de Bijbel de leiders van de arbeid een bijzondere zorg voor de arbeiders voor. De Priester moet aan elke arbeider, elke Leviet van de familie van de Kehatieten een nauwkeurig omschreven opdracht geven. Wie wat en hoe moet dragen is aan de uitvoerenden nauwkeurig bekend. Ze moeten er ook voor zorgen dat de arbeiders extra beveiligd worden, ze wonen niet voor niets vlak achter het sterkste deel van het leger, achter het leger van Juda. Wij lezen het als een religieus verhaal uit oude tijden. Maar als we het zo lezen vergissen we ons. Juist het ontbreken van een beeld maakt dat het niet gaat om een religie, maar om de regels van het verbond, de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Hoe het volk zich zou gedragen, niet doden,  niet liegen en zo, maakte uit hoe Heilig zij hun verbond zouden vinden. Ook voor ons geldt dus de opdracht om arbeiders die levensgevaarlijke taken verrichten extra te beschermen. Werkgever die dat verwaarlozen plegen eigenlijk moord en doodslag. Als we het tegenkomen kunnen we niet hard genoeg de klok luiden. Iedereen is immers verantwoordelijk voor de zorgvuldigheid, dat was in Israël niet anders dan in onze dagen.

 

Plaats een reactie