Zodat alleen Eleazar en Itamar overbleven

Numeri 3:1-16

1 ¶  Dit waren de nakomelingen van Aäron en Mozes in de tijd dat de HEER op de Sinai met Mozes sprak. 2  Dit zijn de namen van Aärons zonen: Nadab-de oudste-, Abihu, Eleazar en Itamar. 3  Dit waren de namen van Aärons zonen; zij waren tot priester gezalfd, zij waren aangesteld om het priesterambt te bekleden. 4  Nadab en Abihu waren bij het heiligdom gestorven toen ze de HEER in de Sinaiwoestijn vuur hadden aangeboden dat niet voldeed aan de voorschriften. Ze hadden geen zonen, zodat alleen Eleazar en Itamar overbleven om tijdens het leven van hun vader Aäron het priesterambt te bekleden. 5  De HEER zei tegen Mozes: 6  ‘Laat de stam Levi komen om zich in dienst te stellen van Aäron: zij moeten hem, de priester, behulpzaam zijn. 7  Ze moeten zijn taken en die van de hele gemeenschap op zich nemen door in de ruimte voor de ontmoetingstent dienst te doen en werkzaamheden bij de tabernakel te verrichten. 8  Zij dragen zorg voor alle voorwerpen die bij de ontmoetingstent horen en verrichten namens de Israëlieten werkzaamheden bij de tabernakel. 9  Stel de Levieten volledig ter beschikking van Aäron en zijn zonen, zij moeten hem namens alle Israëlieten ten dienste staan. 10  Aäron en zijn zonen zelf moet je opdragen het priesterschap uit te oefenen. Iedere onbevoegde die te dicht bij het heiligdom komt zal gedood worden.’ 11  De HEER zei tegen Mozes: 12  ‘Ik maak de Levieten tot mijn eigendom. Zij zullen mij toebehoren in plaats van alle eerstgeboren Israëlieten, allen die als eerste de moederschoot verlaten. 13  Elke eerstgeborene komt mij immers toe: op de dag dat ik de eerstgeborenen in Egypte doodde, heb ik alle eerstgeborenen van Israël, zowel van de mensen als van de dieren, voor mijzelf bestemd. Mij behoren ze toe. Ik ben de HEER.’ 14 ¶  Ook zei de HEER in de Sinaiwoestijn tegen Mozes: 15  ‘Schrijf de Levieten in, geordend naar familie en geslacht. Alle mannelijke personen van één maand en ouder moeten worden ingeschreven.’ 16  Hierop schreef Mozes hen in, zoals de HEER hem geboden had. (NBV)

Elk  volk kent een bovenlaag en onderdanen. Wij hebben onze Bekende Nederlanders en het volk dat over hen leest en naar hen kijkt. In het volk Israël was het eigenlijk niet anders. We lezen dat vandaag. Er zijn Priesters en er is een stam die apart gezet wordt en de Priesters moet helpen. Daarin verschilt zo op het eerste gezicht Israël niet van andere volken. Maar er is toch een wezenlijk verschil. Ook dat staat in het verhaal, zowel over de priesters als over de Levieten. Bij de zonen van Aäron worden Nadab en Abihu genoemd. Ze waren gedood toen ze zich niet aan de voorschriften hielden die God had gegeven. Dat maakt dat het werk bij de Tent der ontmoeting een gevaarlijk werk was geworden. Wie het maar even verkeerd deed werd immers gedood. Bij Nadab en Abihu was het zo geweest dat ze zichzelf wel even belangrijk hadden gemaakt. Zij maakten zelf wel uit hoe het vuur moest worden ontstoken en hoe offers moesten worden gebracht.

Notabelen, machthebbers, die zelf uitmaken hoe de samenleving er uit moet zien kennen we in overvloed. Op alle plekken in het bestuur duiken zulke lieden van tijd tot tijd op. Van God kunnen ze doodvallen. Op het moment dat wij naar ze luisteren, dat wij accepteren dat het nu eenmaal niet anders is dan houden wij dat in stand. Dit terloops vertelde verhaal over Nadab en Abihu staat er dus niet als een herinnering aan een eerder verhaal maar als een herinnering aan het gevaar dat alle bestuurders lopen. En als Mozes vast gaat leggen wie er bij de laag van bestuurders en notabelen hoort dan klinkt eerst deze waarschuwing tegen de zelfverheerlijking. Een waarschuwing die iedereen ter harte moet nemen. Wij kennen twee vormen, corruptie en vriendjespolitiek. Twee vormen waarvoor we waakzaam moeten zijn en waarover we lawaai moeten maken als we ze tegenkomen. Uit liefde voor de samenleving. Voor God kunnen ze doodvallen. Voor ons horen ze niet in het bestuur en het bestuursapparaat thuis.

Ook de Levieten, de hulpen van de priesters krijgen terloops een dergelijke waarschuwing. Zij zijn het ambtelijk apparaat dat er voor moet zorgen dat de eredienst goed verloopt. In Israël valt de eredienst samen met de dienst aan God. Niet het offeren, niet het bezoek aan de Tabernakel, niet de mooie kleren van de Priesters of het goud op de wanden van de Tent bepalen de eredienst maar de zorg voor de minsten, voor de weduwe en de wees, voor de zieken, de ouden van dagen, voor de vreemdelingen bepalen die dienst aan God. Wie die zorg verwaarloosd dient te boeten, dient de verbroken relatie met God weer te herstellen. Ook de Levieten kunnen niet ongestraft de richtlijnen van de God van Israël voor de menselijke samenleving negeren. Ze werden apart gezet omdat zij wel bleven vertrouwen op de God van Israël toen de rest van het volk een beeld nodig dacht te hebben. Maar ze vervangen de eerstgeborenen die in Egypte mochten blijven leven. Als ze dus toch afwijken van de richtlijnen dan kunnen ook zij doodvallen. Als wij onze samenleving willen inrichten als een menselijke samenleving dan zullen we ons dus ook moeten bemoeien met de bestuurders en de ambtenaren. Zij zijn de dienaren van het volk en het volk is niet de dienaar van de bestuurders en de ambtenaren.

Plaats een reactie