Zeg tegen de Israëlieten

Leviticus 27:1-13

1 ¶  De HEER zei tegen Mozes: 2  ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer iemand de HEER de tegenwaarde van een mensenleven belooft, 3  worden de volgende bedragen berekend: Het vaste bedrag voor een man tussen de twintig en de zestig jaar is vijftig sjekel zilver, berekend volgens het ijkgewicht van het heiligdom. 4  Voor een vrouw geldt een bedrag van dertig sjekel. 5  Gaat het om iemand tussen de vijf en de twintig jaar, dan geldt er een bedrag van twintig sjekel voor een jongen en tien voor een meisje. 6  Bij kinderen tussen één maand en vijf jaar geldt er een bedrag van vijf sjekel voor een jongen en drie voor een meisje. 7  Bij mensen van zestig jaar en ouder geldt er een bedrag van vijftien sjekel voor een man en tien voor een vrouw. 8  Als degene die de gelofte heeft afgelegd zich het vastgestelde bedrag niet kan veroorloven, moet hij de persoon in kwestie aan de priester voorleiden. De priester stelt dan een ander bedrag voor, rekening houdend met wat degene die de gelofte heeft afgelegd zich kan veroorloven. 9  Wanneer iemand een of ander dier dat als offer geschikt is aan de HEER belooft, is het heilig 10  en mag hij het niet meer omruilen. Hij mag niet een goed dier omruilen voor een slecht of een slecht dier voor een goed, en als hij dat toch doet, zijn ze beide heilig: beide vallen ze toe aan de HEER. 11  Wanneer iemand een onrein dier, dat niet als offer geschikt is, aan de HEER belooft, moet hij het dier ter keuring aan de priester voorleiden, 12  die zal bepalen hoeveel het waard is. De uitspraak van de priester is bindend. 13  Als de persoon in kwestie zijn gelofte wil afkopen, moet hij het vastgestelde bedrag betalen, vermeerderd met een vijfde. (NBV)

Er ontbrak nog wat aan de richtlijnen van het boek Hij Roept. Als je gewend bent om goden om te kopen met beloften en offers dan doe je dat ook aan de God van Israël. Nood leert bidden nietwaar. In onze geschiedenis zijn er tal van verhalen bekend van mensen die aan God iets beloofden als God ze meer uit hun benarde situatie zou verlossen. De één belooft een deel van zijn vermogen, de ander een tijd werken voor zieken of armen en weer een ander gaat zijn hele leven weiden aan de dienst aan God. Hoe dan ook belofte maakt schuld, alleen is er wel een maar, de God van Israël laat zich niet omkopen. Of er gebeurd is wat je gevraagd hebt heeft dus niets te maken met de belofte die je hebt gedaan. Maar je zult je belofte wel gestand moeten doen. De goden van Kanaän en de buurlanden of de goden van de wereldmachten rondom Israël  vroegen soms om mensenoffers, zeker als het om belangrijke zaken als overleven of sterven ging. Je kon dan gemakkelijk beloven dat mensenoffer te brengen.

Maar de God van Israël verafschuwd mensenoffers. Het offeren van kinderen aan de god Moloch was al een van de redenen geweest voor de God van Israël het volk te verlaten en te gedogen dat het in ballingschap werd geleid. Hoe moest dat nu? De oplossing kwam van de priesters en levieten. Geloften moet je gestand doen, je kunt er niet onderuit en je moet je verantwoordelijkheid voor je afgoderij in het openbaar kunnen dragen. In plaats van een mensenoffer moet er een geldoffer gebracht worden. De hoeveelheid mag niet willekeurig zijn en dient nauwkeurig te worden vastgesteld. Een man in de bloei van zijn leven kost het meest. Een kind dat nog heel jong is het minst, dat kind krijgt de meeste kans het te overleven. Een vrouw zit daar tussenin. Uiteindelijk is de Bijbel geschreven door mannen die altijd zullen denken dat ze meer waard zijn dan hun vrouwen. Een verschil als hier wordt genoemd laat maar weer eens zien hoe fout die mannen daar mee zitten.

Stiekume handelingen om onder een belofte uit te komen zijn er in dit hoofdstuk niet bij. Je kunt een dier beloven te offeren. In de Tempel werd dagelijks geofferd, maar aan die dieren waren voorschriften verbonden. Als je een dier had aangewezen, ik beloof dit dier te offeren als ik krijg waarvoor ik gebeden heb, dan moet het aan die voorschriften voldoen. Stiekum een goed dier ruilen voor een ongeschikt dier is er dan niet bij, als je dat probeert dan zijn beide dieren voor de Heer, ofwel ze zullen allebei geofferd worden en door de Priesters en Levieten opgegeten. De offers van Israël zijn namelijk niet bedoeld om God om te kopen maar om te erkennen dat je ze van God hebt gekregen en bereid bent om ze te delen met de armsten. Maar hoe moet het dan als je een dier hebt beloofd dat niet aan de voorschriften voldoet? Je hebt immers de weg van de afgoden gevolgd en net als zij worden omgekocht heb je geprobeerd de God van Israël om te kopen. Als je dier niet aan de voorschriften voldoet moet je de waarde van het dier offeren. Net alsof je de waarde van de mensen die je had willen offeren niet kunt betalen. De Priester bepaald dan de waarde en die is beslissend. Ook wij moeten leren dat onze God niet is om te kopen met fraaie beloften maar dat ook wij alles wat ons toevalt moeten leren delen. Dat mag elke dag opnieuw, ook vandaag.

Plaats een reactie