God zal zich jullie lot aantrekken

Exodus 13:17-22

Daar gaan ze dan, op weg als een geordend leger, in slagorde zouden we tegenwoordig zeggen. Niet dat je zo’n troep slaven al een gevecht moet toevertrouwen. Ze zijn wel sterk die mannen van Israël maar voor samen vechten moet je toch eerst de nodige training ondergaan en dat hadden ze niet. De sarkofaag van Jozef ging met ze mee. Ooit, 400 jaar geleden, had Jozef beloofd dat God zich hun lot zou aantrekken. Door die sarkofaag mee te nemen toonden ze dat ze weer een vrij en onafhankelijk volk waren. In het boek Jozua kunnen we lezen dat de sarkofaag van Jozef een definitieve begrafenis zal krijgen als het land eenmaal is veroverd en onder alle families is verdeeld. Dan is Jozef weer thuis in zijn eigen volk, in zijn eigen land. Omdat ze geen oorlog wilden voeren gingen ze niet door het land van de Filistijnen, de kortste weg naar Kanaaän maar in de richting van de Rietzee. Niet de Rode Zee zoals vroeger wel werd gedacht. Het moet een hele kolonne geweest zijn. In een woestijnomgeving werpt zo’n kolonne de nodige stof op en zo’n wolk van stof hoef je alleen maar te volgen om te weten waar de weg heenleidt. In de nacht stookt iedereen een vuur en van een afstand lijkt het dan wel of er zich een vuurkolom tegen de hemel afsteekt. Iedereen die meetrekt wil wel horen bij de bevrijding door die vreemde God die met een slavenvolk wil meetrekken. Want dat was toch heel wat anders dan de goden die ze kenden uit Egypte. Die moesten zorgen voor de Nijl en voor de vruchtbare aarde en voor de seizoenen. Als dat voor elkaar was dan was er ook voor de mensen gezorgd. Die God van de Hebreeën die zorgde daar helemaal niet voor. Er waren er die zeiden dat die God daar ooit één keer voor gezorgd had door hemel en aarde te scheppen, maar nu zorgde die God voor de mensen door met ze mee te trekken. En als de mensen samen bleven en samen optrokken dan zou die God ze naar een nieuw land brengen. We kunnen het ons niet meer voorstellen. Ergens staat er dat er zes honderd duizend mensen uit Egypte uittrokken. Dat is toch een aardig volk. Nomaden volken halen zulke aantallen niet. Ook vandaag de dag zou het een diepe indruk maken als een volk van die omvang op stap zou gaan, alle kudden mee, mannen, vrouwen, kinderen, ouden van dagen, op weg naar een onbekend nieuw land dat hen beloofd zou zijn. Het is dan ook geen wonder dat in het verhaal dat het volk over die toch is blijven vertellen de stofwolk overdag en de vuurkolom van de nacht aan die God werd toegeschreven. Zolang het volk immers bij elkaar bleef en op elkaar kon blijven bouwen ging de tocht de goede kant op. Dat hadden ze dan aan die God te danken. Zo mogen wij ook in ons leven God herkennen. Zolang wij onze naaste liefhebben als onszelf, zorgen voor de zwaksten op aarde, de hongerigen voeden, de naakten kleden, de bedroefden troosten mogen we dat aan God toeschrijven. In het goede dat we mogen doen, in het goede dat ons daardoor kan overkomen mogen we God direct ontmoeten. Dat goede doen kan elk dag, elk moment, ook vandaag.

Plaats een reactie