Hebreeën 3:1-19
Wij hebben eigenlijk geen idee van de tijd waarin de brief aan de Hebreeën werd geschreven. Toch is dat belangrijk om te kunnen snappen wat er staat en waarom het er staat. De titel van de brief doet vermoeden dat de brief is geschreven aan een gemeente van overwegend Joden, maar de geleerden zijn het daar niet over eens. De eerste christengemeenten leefden in een religieuze wereld die wij niet kennen. Overal waren tempels waarin vele soorten goden op vele manieren werden aanbeden. Priesters en Priesteressen vervulden daar speciale riten en die moest je dan ook te vriend houden. Alleen de Joden hadden zulke tempels niet. Maar die hadden ook gebouwtjes waar ze bijeen kwamen, synagogen noemden ze die. Ook daar waren voorgangers en de Joden hadden speciale kleding aan die hen onderscheidden van de anderen, ze spraken ook een eigen taal die verder niemand kon verstaan. Van buitenaf leken ze op aanhangers van een Tempel waar de rest van de bevolking weliswaar niet kwam maar die wel niet zoveel zou verschillen. Maar die Christenen deden het nog anders. Die kwamen bij elkaar bij iemand thuis. Rijken en armen, slaven en vrijen, Joden en Heidenen, mannen en vrouwen. Ze onderscheiden zich niet in kleding, hielden geen optochten, hadden geen beelden of amuletten, maar hielpen de mensen in de stad die in problemen waren gekomen. Als je ze vroeg wie hun Priester was dan vertelden ze over ene Jezus van Nazareth. De Joden herkenden daar een landgenoot in en zullen gevraagd hebben wat die Jezus van Nazareth wel niet betekende. Dan kwamen die Christenen aan met het verhaal dat we vandaag lezen. Hoe zo’n gemeenschap van Christenen leek op het volk van Israel in de woestijn. Daar waar ze ontdekt hadden hoe sterk ze op elkaar waren aangewezen, waar ze gehoord hadden dat ze hun naaste lief moesten hebben als zichzelf. En hoe die Jezus van Nazareth hen diezelfde boodschap had voorgehouden en hoe ze soms net als het volk Israel de neiging hadden daar tegen in opstand te komen, maar hoe ze geloofden dat die Jezus van Nazareth nog steeds hun priester was en dat ze net als na de Grote Verzoendag weer opnieuw met die Wet uit de Woestijn mochten beginnen. De verhalen uit de Bijbel van de Joden waren ook voor de Christenen de basis van hun geloof. Hun bijeenkomsten hadden dan in het begin ook veel weg van de bijeenkomsten die de Joden in hun synagogen hadden. Maar Joden en Heidenen bij elkaar, mannen en vrouwen, armen en rijken, slaven en vrijen, dat was voor iedereen vreemd, dat viel op en was voor sommigen aantrekkelijk maar voor velen afstotelijk. Dat laatste is nog steeds niet anders. Wie opkomt voor de armsten in de wereld en alles over heeft om het lijden van de minsten te verzachten of op te heffen, wordt vaak bespot en veracht, maar ook gewaardeerd. Volhouden kan alleen als je je vereenzelvigd met die Jezus van Nazareth, in zijn Geest handelen en naar zijn Geest luisteren. Dat mag ook vandaag weer.