Is jouw arm zo sterk als die van God?

Job 40:1-14

1 En de HEER vervolgde: 2  ‘Een mens die met de Ontzagwekkende twist-kan hij hem iets leren? Laat hij die God terechtwijst op dit alles antwoorden!’ 3  En Job antwoordde de HEER: 4  ‘Ik ben onaanzienlijk. Wat zal ik u antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. 5  Ik heb eenmaal gesproken en zeg niets meer, tweemaal-en doe er het zwijgen toe.’ 6 ¶  Toen antwoordde de HEER Job vanuit een storm: 7  ‘Sta op, Job, wapen je; ik zal je ondervragen, zeg mij wat je weet. 8  Wil je mijn recht loochenen, wil je mij schuldig verklaren en zelf vrijuit gaan? 9  Is jouw arm zo sterk als die van God, heb jij zo’n donderstem als hij? 10  Tooi je dan met trots en waardigheid, omkleed jezelf met eer en glorie. 11  Stort je razende woede over alles uit, zie je een hoogmoedige-verneder hem, 12  zie je een hoogmoedige-buig zijn nek, vertrap de goddelozen, waar ze ook zijn. 13  Begraaf ze allemaal in het stof, beneem hun in de onderwereld het gezicht. 14  Wanneer je op eigen kracht zult winnen, dan zal ook ik je prijzen.(NBV)

We zijn nog niet zover onszelf in de praktijk te willen meten met God. Laat God spreken en wij zwijgen dat klinkt beter en zo begint Job dan ook met zijn mond te bedekken. We weten dat Job op God bleef vertrouwen. Als hij uit zijn ellende wilde komen dan kon dat alleen door God. Maar waar had hij die ellende aan verdiend ? Daar komt dus geen antwoord op. Die ellende is er. God is door een mens niet ter verantwoording te roepen. Waar die ellende vandaan komt doet niet ter zake. “Wat moet je met een God die dit toestaat?” is dus een verkeerde vraag. Als het jou zou lukken om de goddelozen te vertrappen waar ze ook zijn dan zou je geweldig zijn, net zo geweldig als God, maar jou lukt dat niet en God is er niet op aan te spreken.

Waar het dus om gaat is het antwoord op de vraag wat we doen met de ellende van onze naaste. Wat doen we met de miljoenen in Azië die huis en haard hebben verloren door overvloedige regen. Storten we op de giro van het Rode Kruis voor de slachtoffers in Azië? Wekken we onze medeburgers op mee te storten? Herinneren we ons de beelden uit het Zeeland van 1953 toen de hulp na de watersnood toestroomde uit de hele wereld? Herinneren we ons het Limburg van begin 1994 toen heel Nederland te hulp schoot bij de overstromingen van de Maas? Zien we ook midden in de vakantie de nood van onze naaste? Want als wij niet willen zien waar de nood van broeders en zusters is waarom zouden we daar God dan op aanspreken?

We hebben de afgelopen tijd geleerd dat geloven een werkwoord is en dat bidden “doen wat goed is” is. Het wordt dus tijd dat we gaan geloven in de hulp voor de mensen in de armste delen van de wereld, voor hen gaan bidden en dus zorgen dat ze geholpen worden. Niet alleen nu het zo hard regent of ze geteisterd worden door lange droogte. Maar zeker ook zorgen dat het niet nog erger wordt door klimaatsverandering, dus zelf niet nog meer CO2 uitstoten. En zorgen voor hulp op lange termijn door onze kennis over dijken en zeeweringen en irrigatie ook aan hen ter beschikking te stellen. De giro is goed maar niet genoeg. We zijn ook zelf nodig. En de mensen in de armeste landen van de wereld hebben ons meer nodig dan ooit. Samen staan we sterk en hebben we een sterke bondgenoot die ons dag in dag uit in beweging zet.

Plaats een reactie