Deuteronomium 1:1-18
1 Hier volgen de woorden die Mozes tot heel Israël heeft gesproken in de dorre vlakte aan de overkant van de Jordaan, ter hoogte van Suf, tussen Paran aan de ene kant en Tofel, Laban, Chaserot en Di-Zahab aan de andere. 2 (Het is elf dagreizen van de Horeb naar Kades-Barnea, als men de route door het Seïrgebergte volgt.) 3 Veertig jaar na de uittocht uit Egypte, op de eerste dag van de elfde maand, sprak Mozes het volk van Israël toe zoals de HEER hem had opgedragen. 4 Dat gebeurde nadat hij Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde, had verslagen, alsook koning Og van Basan, die zetelde in Astarot en Edreï. 5 Aan de overkant van de Jordaan, in Moab, gaf Mozes het volk zijn onderricht; hier volgt alles wat hij uiteenzette: 6 De HEER, onze God, heeft bij de Horeb tegen ons gezegd: ‘Jullie zijn nu lang genoeg bij deze berg gebleven. 7 Breek het kamp op en trek naar het bergland van de Amorieten en naar het gebied van de naburige volken: de Jordaanvallei, het bergland, het heuvelland, de Negev en de kuststrook-de gebieden van de Kanaänieten-en de Libanon tot aan de grote rivier de Eufraat. 8 Heel dat gebied schenk Ik jullie. Trek het binnen en neem het in bezit, het land dat de HEER jullie voorouders Abraham, Isaak en Jakob en hun nageslacht onder ede heeft beloofd.’ 9 Toen heb ik tegen u gezegd: ‘Ik alleen kan de verantwoordelijkheid voor u niet dragen. 10 De HEER, uw God, heeft u zo in aantal doen toenemen dat u nu zo talrijk bent als de sterren aan de hemel, 11 en moge Hij, de God van uw voorouders, u nog duizendmaal zo talrijk maken en u zegenen zoals Hij heeft beloofd. 12 Maar hoe zou ik alleen de last van uw problemen en geschillen kunnen dragen? 13 Wijs daarom in elke stam bekwame, verstandige en ervaren mannen aan, dan zal ik hen als leiders over u aanstellen.’ 14 Toen antwoordde u:‘Uw voorstel is goed, dat zullen we doen.’ 15 Daarop koos ik de hoofden van uw stammen uit, bekwame, ervaren mannen, en gaf hun de leiding over groepen van duizend man, van honderd, van vijftig en van tien; anderen stelde ik voor uw stammen als schrijver aan. 16 De rechters gaf ik toen deze instructie: ‘Hoor beide partijen en doe rechtvaardig uitspraak, zowel tussen twee volksgenoten als wanneer er een vreemdeling bij betrokken is. 17 Oordeel zonder aanzien des persoons, hoor de arme evengoed als de rijke. Laat u door niemand bang maken, want u spreekt recht namens God. Wanneer iets u te moeilijk is, leg het dan aan mij voor en ik zal me erover buigen.’ 18 En zo heb ik u destijds vele aanwijzingen gegeven. (NBV21)
Dit is het begin van het boek Deuteronomium. Een bijzonder boek. Het meeste dat er in staat vind je ook terug in de vier Bijbelboeken die er voor staan. Samen vormen ze de vijf boeken van de Tora. In die vijf boeken kun je leren hoe de God van Israël met mensen om gaat en hoe mensen met elkaar en met die God zijn omgegaan. Het boek Deuteronomium is gegoten in de vorm van een toespraak van Mozes op het moment dat het volk Israël op het punt staat de Jordaan over te steken en het land dat God had beloofd in ontvangst te nemen. We lezen over de eerste democratische samenleving. Voorop staat in dit boek dat God dat land aan Israël heeft beloofd en gegeven. Er is dan ook een zeer pijnlijke discussie over de vraag of de huidige staat Israël sinds 1948 niet de vervulling van die belofte door de God van Israël is geweest. Die staat Israël daar gaat het dus niet over. Het boek Deuteronomium staat niet alleen. Het staat aan het begin van een serie boeken in de Bijbel die uitlopen op de ballingschap. De vraag die door de schrijvers werd gesteld is hoe het mogelijk is dat de God van Israël zo’n heldere en duidelijke belofte heeft gedaan en dat in hun tijd zij het land volledig hadden verloren en in ballingschap waren gevoerd.
Daarvoor is de geschiedenis van het volk met haar God nauwkeurig onderzocht. Het begin lees je in Deuteronomium maar in de boeken Jozua, Rechters, Samuël en Koningen wordt dat onderzoek voortgezet. We vergeten nog wel eens dat Mozes, op advies van zijn schoonvader, het slavenvolk omvormde tot een democratisch georganiseerde samenleving. Elke stam koos haar eigen leiders. Die werden dan vertegenwoordigers van groepen van 1000 man, van 100, van 50 en van 10. Wat er besproken werd en wat er besloten werd legde men vast, daarvoor werden schrijvers aangesteld. Dit heeft alleen zin als het volk ook in de groepen met elkaar sprak. Naast de leiders van stammen en groepen binnen die stammen werden onafhankelijke rechters aangesteld. Uiteindelijk zou de stam Levi de taak van de rechtspraak op zich nemen. Zij kregen dan ook geen land en moesten leven van de offers die door het volk aan de God van Israël werden gebracht. Ze waren dus niet afhankelijk van individuele belangen.
Deze rechters konden volstrekt onafhankelijk recht spreken. De hoogte van de offers stond namelijk vast in de richtlijnen voor het offeren. Dat offeren was dan ook niet een offer aan God, die had de offers niet nodige, maar een bewijs dat de gelovige bereid was om te delen van hetgeen de God van Israël had laten toevallen. Dat er rechtvaardig recht moet worden gesproken vond men toen net zo als nu. Met een groot verschil. Bij ons worden de vreemdelingen wel heel erg verschillend behandeld van de mensen die onze nationaliteit hebben. Zelfs als je hier geboren bent loop je de kans dat je ineens als vreemdeling wordt behandeld en gedeporteerd naar een jou volstrekt onbekend land. Mozes roept de rechters op de vreemdelingen net zo veel recht te geven als de leden van het volk. Die oproep zouden we vandaag moeten herhalen. Ook in Israël ging het uiteindelijk niet goed, de Prediker verzucht dat hij naar de plaats van het recht keek en daar onrecht zag, de tranen der verdrukten en geen trooster. Soms lijkt het er bij ons ook wel op.