Zing een lied en sla de tamboerijn.

Psalm 81

Het zijn de dagen van feesten voor hooggeborenen en dan is het zaak om feestliederen te zingen. We doen dat vandaag met Psalm 81. Een feestlied dat zingt over het feest van de Nieuwe Maan. Een Joods feest met hele oude wortels. Maar in de loop van de traditie is dit lied vastgehecht aan het nieuwe maanfeest in de herfst. Als de oogst binnen is, als de rust van de winter aanstaande is, de dagen korter worden en de nachten langer. Dan is een nieuwe maan al heel vroeg het teken dat het licht niet zal verdwijnen maar zal terug keren.

De Psalm herinnert dan ook aan de dagen dat Jozef naar Egypte ging. Jozef hield vast aan de regels die hij van huis uit had meegekregen en doorbrak daardoor de Egyptische dodencultus en hervormde de samenleving in Egypte tot een gemeenschap die leven gaf, die brood spaarde voor tijden van schaarste en uitdeelde aan hen die het nodig hadden. Daardoor bleef het volk van Jacob in leven. Maar na de bevrijding uit de slavernij moest het volk nog steeds leren te vertrouwen op de God van Israël. Midden in de woestijn kwam men water tegen dat zo bitter was dat men het niet kon drinken. Bij Meriba, daar kreeg men water maar ook kritiek omdat men de Heer God had proberen te verzoeken.

Het feest van de Nieuwe Maan was voor het volk Israël niet zonder risico’s. De Maan werd door veel volken vereerd als een godin. Een vruchtbaarheidsgodin met de bijbehorende riten. En juist het volk Israël had geleerd dat natuurverschijnselen niet vereerd behoren te worden. Geen zon, geen maan kon tegen de God van Israël op. En al helemaal geen mens. Het vereren van een mens, het zalig verklaren van een mens is een gruwel in de ogen van de Bijbel. Alles spreekt er tegen. Ook in onze dagen mogen we daar onze ogen niet voor sluiten. Hoezeer wij ook kunnen genieten van de shows die hooggeborenen voor de volken van de aarde kunnen opvoeren. Hoezeer wij ze ook geluk en een lang leven gunnen en met ze meeleven in vreugdevolle en droevige dagen, zij regeren niet, het is de God van Israël die we moeten laten regeren. Juist in zijn gebod, te delen met hen die niets hebben, worden wij rijker. Ook vandaag en morgen mogen we daaraan denken en in die geest werken. Al zingend.

Plaats een reactie