Genesis 2:4b-25
De uitroep die je hier boven ziet staan die hoor je tegenwoordig maar weinig meer. Mannen roepen dat niet als ze vrouwen zien, vrouwen roepen dat niet als ze mannen zien. Tegenwoordig doen we of mannen en vrouwen zeer verschillen. In het Hebreeuws klinken de woorden voor man en vrouw echter bijna hetzelfde en dat maakt dat wat hier gezegd wordt, een gelijk aan mij, een bijzondere lading krijgt die we niet uit het oog moeten verliezen. In Bijbelse zin, in de Christelijke gemeente, spelen de verschillen tussen man en vrouw geen rol. Ze worden één lichaam, want ze zijn van oorsprong één lichaam en zo keken ze van oorsprong ook naar elkaar.
Dat woordspel begint al in het begin van het gedeelte dat we vandaag lezen uit de Nieuwe Bijbelvertaling. In het Nederlands horen of lezen we die woordspelingen helemaal niet meer terug. Ook niet in de Naardense Bijbel, of de Herziene Statenvertaling, of de vorige vertaling van het Bijbelgenootschap, of de Oude Statenvertaling. Het Nederlands laat dat nu eenmaal niet toe. Ook in Engelse, Duitse of Franse vertalingen of de oude Vulgaat zijn de Hebreeuwse woordspelingen niet terug te vinden. Dat moet ons extra voorzichting maken met het letterlijk nemen van de vertaalde teksten. Wie losse teksten uit de Bijbel wil gebruiken moet zowel de grondtekst als de wijze van vertaling nauwkeurig verantwoorden bij het gebruik en die verantwoording wordt helaas maar al te vaak vergeten waardoor sommigen eerder hun eigen Bijbel schrijven dan het Woord van God overbrengen.
Wat is dan dat bijzondere woordspel dat hier plaatsvind. Dat begint met het uitgangspunt, de aarde, die was opnieuw in het verhaal woest en ledig, droog en dor zelfs want het had nog niet geregend. Maar in dit stuk zijn de woorden mens, aarde, land, aardbodem en akker allemaal woorden die in het Hebreeuws op elkaar lijken. De aarde moet bewerkt worden maar de mens ook, die de levensadem van God krijgt. En als dan de tuin is afgepaald en er bomen met vruchten opschieten dan moet de aarde bewerkt worden zodat er dieren ontstaan waarover de mens kan heersen. Dan moet vervolgens de mens bewerkt worden zodat die niet langer alleen is. Dat zijn dus geen losse gebeurtenissen maar uit de manier waarop het verhaal ons wordt verteld is het één proces, het verhaal over de wording van de mens en zijn verhouding tot de aarde.
Waar die ideale tuin overigens gelegen heeft is niet helemaal duidelijk. De meest stoutmoedige opvatting is dat de schrijver hier namen noemt die de tuin plaatsen in het midden van het land van de ballingschap. Daar waar het volk Israël na de verwoesting van de Tempel en Jeruzalem heengevoerd was lag het land, de bloedrode akker, waar de bloedrode mens uit gevormd was. Niet om de goden te dienen zoals de Babyloniërs geloofden, maar om de geliefden van God te zijn. Geliefden omdat zij zijn geboden zouden onderhouden. De mens wordt immers geroepen om te kiezen voor het leven en weg te blijven bij de kennis van goed en kwaad. Paulus zou zeggen dat we het goede moeten doen en niet dan het goede. Dat begon al bij het begin. Daar ging het om en daar gaat het om, ook vandaag nog. Ook dit verhaal spoort ons aan geen onderscheid tussen mensen te maken, niet de ene hoger te stellen dan de ander, geen oordeel over elkaar uit te spreken en je niet voor elkaar te schamen. Dat goede kunnen we elke dag opnieuw doen, ook vandaag weer.