Onbezorgd in je land kunnen leven.

Leviticus 25:13-22 13  In het jubeljaar zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren. 14  Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen. 15  Het aantal jaren dat na een jubeljaar verstreken is, bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen; het aantal … Lees meer

Een Sabbatsrust

Leviticus 25:1-12 1 ¶  De HEER zei tegen Mozes, op de Sinai: 2  ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat ik je zal geven, moet het land rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER. 3  Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst … Lees meer

Een leven voor een leven

Leviticus 24:10-23 10 ¶  Met de Israëlieten was een man meegekomen die geboren was uit een Israëlitische vrouw en een Egyptische man. Toen deze man op zekere dag slaags raakte met een Israëliet 11  en een vloek uitsprak waarin hij Gods naam lasterde, werd hij aan Mozes voorgeleid. Zijn moeder heette Selomit; ze was een … Lees meer

De lampen moeten elke nacht voor de HEER branden

Leviticus 24:1-9 1 ¶  De HEER zei tegen Mozes: 2-3 ‘Draag de Israëlieten op om je voor de verlichting zuivere olijfolie te brengen: er moet in de ontmoetingstent, buiten het voorhangsel dat de ark met de verbondstekst afschermt, altijd licht branden. Aäron moet ervoor zorgen dat de lampen de hele nacht voor de HEER blijven … Lees meer

Hun oren zijn doof

Handelingen 28:17-31 17 ¶  Na drie dagen riep hij de Joodse leiders bij zich. Toen ze bijeengekomen waren, zei hij tegen hen: ‘Broeders, ofschoon ik ons volk niets heb misdaan en de gebruiken van onze voorouders niet heb geschonden, ben ik door de Joden in Jeruzalem gevangengenomen en uitgeleverd aan de Romeinen, 18  die me … Lees meer

Die man is zeker een moordenaar

Handelingen 28:1-16 1 ¶  Pas toen we veilig en wel aan land waren gekomen, hoorden we dat het eiland Malta heette. 2  De plaatselijke bevolking gedroeg zich buitengewoon vriendelijk: ze verwelkomden ons en staken een vuur aan omdat het was gaan regenen en het koud was. 3  Paulus sprokkelde een grote bos dor hout en … Lees meer

Ga nu iets eten

Handelingen 27:27-44 27  Toen de veertiende nacht aanbrak, waren we nog steeds op drift in de Adriatische Zee. Omstreeks middernacht vermoedde de bemanning dat we land naderden. 28  Ze gooiden het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na even gewacht te hebben gooiden ze het lood nog eens uit en peilden toen vijftien vadem. … Lees meer

Ik voorzie grote moeilijkheden

Handelingen 27:13-26 13  Toen er vanuit het zuiden een lichte bries opstak, dachten ze hun plan te kunnen uitvoeren. Ze lichtten het anker en kozen zee, en voeren zo dicht mogelijk onder de kust van Kreta. 14  Maar al spoedig stak er een hevige aflandige wind op, die Eurakylon wordt genoemd. 15  Omdat het schip … Lees meer

Een plaats die Goede Havens heet

Handelingen 27:1-12 1 ¶  Toen het besluit gevallen was dat wij naar Italië zouden gaan, werden Paulus en enkele andere gevangenen overgedragen aan Julius, een centurio van een van de keizerlijke cohorten. 2  We gingen aan boord van een schip uit Adramyttium, dat de havens langs de kust van Asia zou aandoen, en voeren weg. … Lees meer

Wijk af van het kwaad, en doe het goede

Psalm 34 {-(34:1-23) Psalm 34 is een acrostichon: de verzen beginnen steeds met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. Er zijn kleine onregelmatigheden. De letter waw ontbreekt, en het afsluitende vers 23 valt buiten de alfabetische reeks.”Š} 1 ¶  Van David, toen hij zich aan het hof van Abimelech als een krankzinnige voordeed en … Lees meer

Het is geen wartaal

Handelingen 26:19-32 19  Ik heb dan ook gedaan wat me door deze hemelse verschijning werd opgedragen, koning Agrippa, 20  en heb eerst aan de inwoners van Damascus en Jeruzalem, en aan allen die in Judea wonen, en later ook aan de heidenen verkondigd dat ze tot inkeer moesten komen en God moesten eren, en zich … Lees meer

Omwille van deze hoop

Handelingen 26:1-18 1 ¶  Agrippa zei tegen Paulus: ‘U mag uw zaak bepleiten.’ Paulus hief zijn hand op en verdedigde zich als volgt: 2  ‘Ik prijs me gelukkig, koning Agrippa, dat ik me vandaag juist in uw bijzijn mag verdedigen tegen alle aanklachten die door de Joden tegen me zijn ingediend, 3  vooral omdat u … Lees meer