Wanneer het niet wordt vrijgekocht

Leviticus 27:26-34

26 ¶  Bij dit alles gelden de volgende restricties: Het eerste jong van een dier uit de veestapel behoort als zodanig de HEER toe en kan niet als heilige gave aan hem worden opgedragen. Als het een rund, schaap of geit is, is het voor de HEER bestemd, 27  als het een onrein dier is, kan het worden vrijgekocht tegen betaling van de vastgestelde waarde, vermeerderd met een vijfde. Wanneer het niet wordt vrijgekocht, moet het voor het vastgestelde bedrag worden verkocht. 28  Wanneer iemand iets uit zijn bezit onvoorwaardelijk aan de HEER heeft gewijd, of het nu slaven, vee of grond betreft, rust er een ban op. Het kan dan niet worden verpand en de gelofte kan niet worden afgekocht. Alles wat onvoorwaardelijk aan de HEER is gewijd, is allerheiligst. 29  Wanneer een mens eenmaal onvoorwaardelijk aan de HEER is gewijd, kan hij niet worden vrijgekocht; hij moet ter dood gebracht worden. 30  Van de opbrengst van het land, zowel de gewassen op de akkers als de vruchten aan de bomen, is een tiende als heilige gave voor de HEER bestemd. 31  Wanneer iemand een deel van zijn tiende wil afkopen, wordt de afkoopsom met een vijfde vermeerderd. 32  Van runderen, geiten en schapen moet elk tiende dier dat bij de telling de herdersstaf passeert als heilige gave voor de HEER apart gehouden worden. 33  Daarbij mag niet naar kwaliteit gekeken worden en mogen geen dieren worden omgewisseld. Als iemand toch een dier voor een ander omruilt, zijn ze beide heilig: beide vallen ze toe aan de HEER. Deze dieren kunnen ook niet worden vrijgekocht.”’ 34  Tot zover de geboden die de HEER op de Sinai bij monde van Mozes aan de Israëlieten heeft opgelegd. (NBV)

Er zijn volgens de regels van de menselijke samenleving twee zaken dat onlosmakelijk van de God van Israël zijn. Dat zijn de eerstelingen van de oogst en de eerstgeborenen. Niet alleen de eerstgeborenen van het vee maar ook van de mensen. Je moet er niet te licht over denken, als je iets onvoorwaardelijk aan de Heer wijdt dan ben je het ook echt kwijt. Maar dat wat al vooraf voor de Heer bestemd was kent regels om de last te voorzichten. Voor fruit en graan zijn de regels eenvoudig, tien procent van de oogst is voor God. Als je dat te veel vindt dan wordt door de Priester de markt waarde vastgesteld en als je dan een vijfde daarvan meer betaald mag je de tien procent van je oogst houden. Het gaat dus niet aan de Tempel door een strenge en al te letterlijke toepassing van de regels de mensen tot honger drijft. Van de oogst moet je immers leven. Bovendien moeten er overal ook nog silo’s gevuld worden waaruit gedeeld kan worden in tijden van misoogst en dreigende hongersnood.

Bij dieren is het ingewikkelder. Een dier dat voor de Heer bestemd is moet rein zijn, daar mag geen gebrek of onregelmatigheid aan zitten. Zo’n dier kan niet geofferd worden, voor God is alleen het volmaakte goede genoeg. Een onvolmaakt dier kan worden vrijgekocht of anders wordt het verkocht. Dat vrijkopen heeft in de loop der eeuwen een bijzondere betekenis gekregen. Mensen zijn immers ook onvolmaakt en als mensen zich aan God willen wijden dan moeten ze eerst worden vrijgekocht, alleen volmaakte mensen zijn immers goed genoeg voor God. Na de opstanding van Jezus van Nazareth zijn Christenen gaan geloven dat je net als Christus moet handelen om vrijgekocht te kunnen zijn. Iedereen krijgt die kans en iedereen krijgt de kans om daar elke dag opnieuw aan te beginnen, niet alleen elke dag maar elk moment.

Van de dieren wordt net als van het graan en de oogst ook een belasting geheven. Elk tiende dier is voor God. Of dat een ideaal volmaakt dier is of niet. En dat niet maakt dus de mogelijkheid om op een eenvoudige manier van je incourante dieren af te komen. Zorg dat een ideaal volmaakt dier geruild wordt voor een dier met een gebrek. De Bijbel gaat er eigenlijk nooit van uit dat mensen bij voorbaat eerlijk zullen handelen. Ook hier niet want als de priester merkt dat een eigenaar dieren probeert te ruilen dan legt hij niet alleen beslag op het volmaakte dier maar ook op het onvolmaakte dier dat als ruilobject had moeten dienen. En als zelfs de offers die aan de Tempel moeten worden gebracht aan strakke regels zijn gebonden, regels die altijd zo moeten toegepast dat ze mensen niet ongewild in problemen brengen dan heeft het boek “Hij roept” haar einde bereikt. De regels draaien om de Tempel, daar worden de grondregels bewaard voor de menselijke samenleving. Daar kan geoefend worden in het realiseren van die menselijke samenleving. Voor ons zijn die regels niet meer in letterlijke zin toepasbaar, maar ze roepen wel de vraag aan ons op hoe wij onze samenleving menselijk houden. Vangen wij vluchtelingen op? Beschermen wij mensen tegen de gevolgen van pech, ziekte en verlies van arbeid? Eigenlijk zegt dit boek dat we die vragen elke dag opnieuw moeten stellen. Ook vandaag weer.

Plaats een reactie