‘Je bent mijn zuster, ‘

Spreuken 7:1-27

Vandaag lezen we een bijzonder Bijbelgedeelte. In deze vorm wordt de boodschap van de Bijbel maar heel zelden verteld. We lezen namelijk een vertelling in de vorm van een gedicht. Het is ook nog een vertelling met een dubbele bodem, misschien wel een vertelling met een heleboel lagen. Het is in elk geval een vertelling die in onze samenleving een heleboel mannen en vrouwen tot nadenken moet stemmen. Het gaat om te beginnen over de verhouding tussen mannen en vrouwen. God, de almachtige, wordt als man afgeschilderd. Onze Vader die in de hemel is beschermd de gelovigen en zorgt als een Vader voor recht en gerechtigheid. Zo is het beeld dat wij graag van God maken. Dat beeld wordt nog versterkt als we de nadruk gaan leggen op zijn Zoon Jezus van Nazareth. Ook een man die rondtrok en voortdurend mensen genas. Een dorpsdokter die ook nog wonderen kon doen. Het lijkt dan of de wereld bepaald wordt door mannen. In het hoofdstuk dat we vandaag uit Spreuken lezen blijkt het tegendeel. Inzicht in de Bijbel en wat God van mensen wil is vrouwelijk. De Wijsheid is een zuster, Inzicht een vriendin. Niks mannelijks, als je werkelijk wil geloven en je als gelovige in de God van Israël wil gedragen dan zal je je als vrouw moeten gedragen.

De Bijbel verzet zich nog al sterk tegen het objectkarakter dat vaak de verhouding tussen mannen en vrouwen kleurt. Dat begint al met het begin van het eigenlijke verhaal van vandaag. Een jonge man komt ’s avonds thuis en ziet een verleidelijk geklede vrouw. Die vrouw trekt de aandacht waar hij ook kijkt hij ziet haar, wie als jonge man bewust heeft geleefd herkent het beeld. De fraaie vormen van vrouwen die zich bloot geven en haar vormen willen accentueren kunnen je als jonge onervaren man mateloos boeien. Sommige jonge mannen merken tot hun verbazing overigens dat ze veel meer geboeid raken door de fraaie vormen van andere jonge mannen en sommige jonge vrouwen merken dat ze net zo opgewonden kunnen raken van de vormen van jonge vrouwen als hun mannelijke leeftijdgenoten. Tot zover is er nog niks mis, het is een fase in je ontwikkeling. Het wordt pas mis als het in dit verhaal tot een ontmoeting komt. De vrouw moest een vredesoffer brengen en heeft kennelijk haar offerdier gevonden. De  man wordt verleid met het spel van genot dat een man en een vrouw, dat twee mensen, met elkaar kunnen spelen. Ze noemt dat het spel van de liefde, maar tegelijk biecht ze op dat ze al een geliefde heeft waar ze trouw aan heeft beloofd, een man die echter op reis is.

De jonge man in het verhaal blijft naamloos, blijft ook karakterloos, wie hij is, wat hij doet, waar hij in uitblinkt, het zijn allemaal onbelangrijke zaken. Hij is een offerdier, een lam, een stier, een rund geworden, geofferd door een vrouw om haar god, haar lust te bevredigen. Ze zou een priesteres kunnen zijn van een vreemde afgod, een laag in het verhaal. Maar het verlagen van een mens tot een dier, zelfs tot een voorwerp om je lusten te bevredigen is een gruwel in de ogen van de God van Israël. Een dergelijke verleiding maakt je dood, je bent niet meer dan het fraaie bord waarop de maaltijd wordt opgediend. Het is geen eigenschap van vrouwen om mannen zo te verleiden. Dat misverstand heeft dit verhaal ook wel opgeroepen. Daar gaat het niet over. Als je naar de verhouding tussen de jonge man en de verleidelijke vrouw kijkt door de ogen van een vrouw dan zie je het dodelijke van de verhouding. Vrouwen willen weten wie die man is, wat die doet, wat voor mens hij is, vrouwen willen dat de man haar persoon waardeert, samen met haar kookt, naar haar opvattingen luistert, van haar inzichten geniet. Mannen en vrouwen zijn in het verhaal gelijk, voor beiden geld dat niet de buitenkant, niet de verpakking doorslaggevend is, maar de inhoud, de binnenkant, de bereidheid te delen, de opofferingsgezindheid. Je hebt de keus tussen leven en dood zegt de Thora ook hier, kies dan het leven.

Plaats een reactie