Wanneer zult u mijn vervolgers berechten?

Psalm 119:81-88

Er zijn tegenwoordig veel groepen die het Christendom verkopen als verzekering voor geluk. Als je maar gelooft in Christus dan gaat het met jou in het leven goed. Sterker nog, je hoort zelfs met gezag beweren dat als je in Jezus Christus gelooft ook je bedrijf winst zal maken. Hoe meer geloof in je bedrijf hoe hoger de winst. Het zijn ook de groepen die voortdurend de aandacht richten op de vervolging van Christenen door boze ongelovigen, dat die ongelovigen ook andere minderheden vervolgen blijft het liefst buiten zicht. De kredietcrisis is volgens hen de straf van God op het toenemende ongeloof in de wereld en de bedrijven waar massaal in God wordt geloofd blijven buiten schot. Het zijn leugens en die beweringen zijn in strijd met de Bijbelse boodschap. De dichter van Psalm 119 heeft in de verzen die we daar vandaag uit lezen alle reden om te klagen. Wie weg schrompelt als een leren zak in de rook zal zich in het algemeen niet door God gesteund weten. De psalmdichter moet er dan ook op wijzen dat die dichter de Thora, de richtingwijzers, van God niet vergeet. De dichter vreest zelfs het leven op korte termijn te verliezen.

Die Thora is dan wel betrouwbaar maar leugens achtervolgen de dichter en hulp is geboden. Zo goed gaat het dus niet met gelovigen die weliswaar bijna van de aarde verdwenen waren maar toch de regels van God hadden gehouden. Geloven is dus geen verzekering tegen onheil. Geloven biedt geen garantie op winst. De hebzucht die de financiële wereld regeert maakt iedereen tot slachtoffer, gelovig of niet. Als er Christenen worden vervolgd dan kun je er van op aan dat ook andere minderheden worden vervolgd en dat er een groep is die zichzelf zo goed vindt dat ze de aarde wil beheersen. De grote vraag is of je ondanks het onheil, misschien zelfs in weerwil van het onheil, toch de grondslag van de God van Israël weet vast te houden. En die grondslag was God lief te hebben en je naaste als jezelf. Dat was de Wet van de Woestijn, de ontdekking van Israel dat je als volk in de woestijn alleen kunt overleven als je onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen en bereid bent alles wat je hebt met elkaar te delen. Deze Psalmdichter roept het uit dat het vervullen van dat gebod het hoogste doel is in het leven en het leven pas echt zin geeft.

Daar zullen we alle maatregelen in de financiële crisis dus aan moeten toetsen. Zetten we mensen die in armoede zijn komen te verkeren op straat? Geven we de banken de gelegenheid om alles af te pakken van mensen in nood om de bonussen van de top te kunnen betalen? Belonen we met belastinggelden de mensen die de fouten hebben gemaakt en de hebzucht zo hebben opgeschroefd dat bijna iedereen mee ten onder gaat aan de schuldencrisis? Of beschermen we mensen door nu de reclame voor luxe en overbodige goederen te verbieden en het verlenen van particuliere leningen aan strenge regels te binden? Luxe consumptiegoederen zijn niet strikt noodzakelijk en ze worden meer waard en mooier naarmate je je er meer voor moet ontzeggen en langer voor moet sparen. Het huren van een huis is ook niet minder of slechter dan het kopen van een huis. Mensen die een huis hadden gehuurd hebben nu meer vrijheid om een woning in een ander deel van het land te huren als daar wel werk voor hen is. Voor de Bijbel is het streven naar eigen bezit verdacht, voor de Bijbel is het streven naar eerlijk delen en elkaar helpen altijd het eerste doel. En voor ons?

 

Plaats een reactie