Sta op en ga.

Lucas 17:11-19

Op weg naar Jeruzalem gaat Jezus van Nazareth door het grensgebied tussen Galilea en Samaria. Galilea was het spreekwoordelijke gebied van de heidenen en Samaria was het gebied van de vreemdelingen. Die Galileërs waren verdacht en de Samaritanen hielden maar de helft van de Hebreeuwse Bijbel, alleen de eerste vijf boeken en hadden daarnaast ook hun eigen heiligdom. Als je uit dat gebied naar Jeruzalem kwam dan was je verdacht. Jezus van Nazareth zou dan ook als iemand met een besmettelijke ziekte uit de stad worden gegooid en daar ter dood worden gebracht. Dit verhaal gaat over dankbaarheid. Niet de dankbaarheid uit onderworpenheid, maar de dankbaarheid als levenshouding. Alles wat je hebt, heb je gekregen en je mag je maar al te bewust zijn van wie je dat gekregen hebt. Er zijn 10 lijders aan een enge Egyptische ziekte, huidvraat wordt dat tegenwoordig vertaald omdat het Griekse lepros iets anders is dan ons lepra. Het oorspronkelijke Hebreeuws doet denken aan iets als de ziekte van Egypte en Egypte was het land van de dood. Dat lijders aan die ziekte buiten de gemeenschap werden geplaatst was dus niet zo vreemd, ze waren onrein. Zelfs huizen konden aan die ziekte lijden en onrein verklaard worden. Maar de lijders aan die ziekte konden ook weer rein verklaard worden en dan opgenomen worden in de samenleving alsof er nooit iets was gebeurd. Dat laatste was niet onbelangrijk en staat uitgebreid in het boek Leviticus beschreven, een priester moet vaststellen of iemand inderdaad rein is. Zo komt Jezus van Nazareth dus 10 lijders aan die ziekte tegen die buiten de samenleving stonden, op enige afstand. Ze roepen om aandacht en als Jezus van Nazareth antwoordt dan neemt hij ze eigenlijk al op in zijn samenleving, hij legt een contact dat niemand zou leggen. En daarmee kunnen ze naar de priester. Je moet het maar geloven en terwijl ze gaan wordt waar wat ze geloven, dat ze door opgenomen te worden in de samenleving van Jezus van Nazareth weer rein geworden zijn, genezen van de enge Egyptische ziekte. Voor één is het extra bijzonder, voor de Samaritaan. Ook die moest naar de priester. Misschien had hij naar zijn eigen priester gekund bij het heiligdom op de berg Gerizim. Leviticus behoort ook tot de heilige boeken van de Samaritanen. Maar hij is niet zozeer opgenomen in zijn eigen samenleving maar ook in de Joodse samenleving die hem en zijn volksgenoten altijd al als onreinen beschouwde en ze zo behandelde. Dat maakt dat hij terugkeert naar Jezus van Nazareth om te horen dat als je gelooft dat je net bent als iedereen je er ook bij mag horen. Dat moet ons extra voorzichtig maken om mensen uit te sluiten van onze samenleving. Kennelijk is het zo dat als we mensen op weten te nemen in onze samenleving, te zorgen dat ze er bij horen, ze ook genezen van enge ziekten en gewoonten die wij hen toedichten. Laten we dus zorgen dat we ook vandaag iedereen opnemen en er voor zorgen dat ze er ook echt bij kunnen horen, dan komt dat Koninkrijk van God ook dichterbij.

Plaats een reactie