In de handen van de levende God!

Hebreeën 10:26-31

Het is toch mooi te weten dat God het je vergeeft als je fouten maakt. Dat geeft rust. Bijna zou je zeggen dat je dan niet zo hoeft op te letten, dat je niet je best hoeft te doen. Als je dan ook nog zegt dat God de Pakistanen straft met overstromingen en de homo’s met Aids dan hoef je dus ook geen voedsel en tenten te sturen en jongeren voor te lichten over diversiteit en veilig vrijen. Een mooi makkelijk leven schep je dan voor jezelf. Je gelooft in God, je vindt dat iemand niet mag moorden, niet mag liegen, geen overspel mag plegen en niet achter de spullen van de buurman mag aanzitten. Keurig toch allemaal, God vindt het vast goed en als we toevallig een fout maken dan vergeeft God het wel. Gelukkig is er de brief aan de Hebreeën om ons van deze nachtmerrie te bevrijden. Zo is het namelijk helemaal niet. Als iemand zo onverschillig is dat hij of zij fouten blijft maken en niet van fouten wil leren, geen echte spijt heeft en zich wil omkeren in het leven naar een leven van alleen het goede doen en niet anders dan het goede dan wordt die iemand behandeld als een ongelovige. Geloof in God is dus lang niet genoeg, geloven dat God bestaat is geen garantie dat je bij dat Koninkrijk van God hoort. Als een dominee, priester of evangelist zegt dat je in de handen van de levende God bent, berg je dan maar wat volgens deze brief is dat huiveringwekkend. Wij hoeven elkaar niet te beoordelen of te veroordelen, integendeel, maar we mogen elkaar wel voorhouden dat we voortdurend bezig moeten zijn het goede te doen. Dat we dat niet altijd volhouden, dat we ons niet overal bewust van kunnen zijn, dat we niet al het kwade dat mensen doen kunnen herkennen dat staat vast. Maar telkens als we weer iets ontdekken waarmee we een ander onrecht doen, waarmee we misschien kwade situaties in stand houden dan moeten we de wil hebben om dat bij onszelf te veranderen, op te houden mee te werken aan het kwade en het goede te gaan doen. Wij weten bijvoorbeeld lang niet altijd hoe onze kleren of schoenen  gemaakt worden. We kunnen inmiddels weten dat veel van onze kleding onder onmenselijke omstandigheden door kinderen wordt gemaakt, of door mensen die daar nauwelijks voor betaald krijgen. We kunnen in elke kledingwinkel vragen waar de kleding die ze verkopen gemaakt wordt en wat daarvoor aan de makers wordt betaald. Dat is lastig, je wordt als vervelend aangekeken, maar als je werkelijk wilt meewerken aan het Koninkrijk van God dan zul je moeten ophouden mee te werken aan situaties waarin aan mensen onrecht wordt aangedaan. Hetzelfde geld voor ons voedsel. In het gedeelte dat we vandaag lezen staat iets over de Wet van Mozes. Die kent spijswetten waar we ons als Christenen niet meer aan hoeven houden. Maar de eerbied voor het leven dat uit die wetten spreekt dienen ook wij op te brengen. Al ons voedsel komt immers van God, al de dieren die er voor sterven zijn ook in Gods hand. Daarom is het goed te letten op omstandigheden waaronder de dieren die ons tot voedsel zijn geleefd hebben en gestorven zijn. Diervriendelijk, biologisch en niet als grondstoffen in een industrie die alleen let op productie en winst. Als de leeuw en het lam samen in de wei zullen grazen dan is het niet aan ons als roofdieren te keer te gaan. Maak je dus bewust van de gevolgen van je eigen gedrag en doe het goede, dan pas wordt het kwade je vergeven.

Plaats een reactie