Vreemdelingen mag je niet uitbuiten

Exodus 22:20-30

Weduwen mag je ook niet uitbuiten. In onze dagen lijkt het wel of dat over die weduwen meer vanzelfspreekt dan dat over die vreemdelingen. In de Bijbel is dat niet andersom. De Israëlieten waren immers zelf vreemdelingen geweest in Egypte, weduwen waren hun vrouwen nooit geweest, al kon dat natuurlijk zo maar gebeuren. Volgens dit verhaal zou dat gebeuren als ze de weduwen zouden onderdrukken. Als de vraag gesteld wordt hoe je met de mensen moet omgaan dan staan de zwaksten bovenaan. Vreemdelingen kunnen zich altijd minder verweren. Omdat ze vreemdelingen zijn horen ze er nooit helemaal bij en hoe ze ook hun best doen, ze blijven toch altijd een beetje vreemdeling, aangesproken op hun afkomst. In de Verenigde Staten is dat bijna nog sterker dan bij ons. Wiens ouders ooit twee eeuwen geleden uit Italië naar Amerika verhuisden wordt nog steeds als Italiaan aangesproken, zelfs als hij geen Italiaans spreekt, niet Rooms Katholiek is en daar nooit geweest is. Wij lopen dat risico ook als we blijven denken in meerderheid en minderheid, in wij en zij en mensen geen recht doen in wie en wat ze zijn. In onze dagen speelt angst een grote rol. Als je eigenlijk je eigen cultuur maar niks vindt dan ben je bang dat die overspoelt wordt door een nieuwe, andere cultuur, dan ga je schreeuwen en steeds harder schreeuwen dat je bedreigd wordt en dat die andere cultuur vooral verboden moet worden. Als je je eigen cultuur hoog hebt, geniet van de tolerantie die onze cultuur kenmerkt, geniet van wat ze voortbrengt aan muziek, aan literatuur, aan schilderkunst, en aan wetenschap dan kun je je niet voorstellen dat er een cultuur is die dat allemaal zou kunnen overnemen, misschien aanvullen en verrijken, maar overnemen en verdrijven dat lukt nooit. Maar dan moet je je in je eigen volk wel rechtvaardig gedragen. Over de weduwen hebben we het al gehad, maar uitbuiten mag je helemaal niemand van je eigen volk. Aan armoede moet je niks willen verdienen, dus rente vragen van armen die gedwongen zijn geld te lenen hoort er niet bij te zijn. Als iemand je iets leent en zijn mantel in onderpand geeft moet je die voor de nacht weer teruggeven want in Israël zijn de nachten koud. In onze dagen gaat het dus niet aan de energievoorziening bij armen af te sluiten als ze de rekening niet kunnen betalen. Die regels komen van je God en omdat die regels je sterk maken als volk is het God die je sterk maakt, God vervloeken is er dus niet bij. Integendeel je moet je eigenlijk bewust zijn dat je alles van God gekregen hebt. Daarom moet het eerste wat je oogst, het eerste van je kinderen en van je pasgeboren vee opzij zetten voor die God. Dat betekent dat je bereid moet zijn alles te delen, te beginnen met het eerste dat je gekregen hebt. Denk niet dat die God van jou dat nodig heeft om verder te bestaan. Die God heeft dat nodig om ook voor de zwaksten in je samenleving te kunnen zorgen, want die God van jou wil voor iedereen even goed zorgen, voor de weduwen, voor de vreemdelingen en voor de armen net zo goed als voor jou. Daarom deel je want als je zelf arm zou worden dan zul je blij zijn dat er met jou gedeeld wordt en arm willen we niet worden en de mannen onder ons willen niet dat hun vrouwen weduwen worden, bij wijze van spreken dan, weduwen en weduwnaars zijn in zo’n verhaal tegenwoordig uitwisselbaar. Dat hebben we geleerd van het niet uitbuiten, maar nu moeten we ze beiden niet uitbuiten. Delen kan ook vandaag weer met de armen. Dat wordt dus van ons gevraagd.

Plaats een reactie