Volg niet het kwade na maar het goede

3 Johannes

Vandaag lezen we een compleet Bijbelboek in één keer uit. Dat is niet zo moeilijk want het is een zeer klein Bijbelboekje, eigenlijk maar één hoofdstuk. Het is de derde brief van Johannes, de derde brief die in het Nieuwe Testament is opgenomen en die is toegeschreven aan de apostel Johannes die ook het Evangelie op zijn naam heeft net als het boek Openbaring. Op het eerste gezicht is het maar een kattebelletje en je vraagt je af wat je er in de moderne gemeente mee zou moeten. Het is gericht aan een zekere Gajus en gaat over een zekere Diofrenes. Is het roddel, kwaadsprekerij? Het lijkt er een beetje op. Want die Gajus en die Diofrenes lijken elkaar wel te kennen, zouden wellicht tot één gemeente kunnen behoren, of in elk geval tot gemeenten die bij elkaar in de buurt liggen. Hoe het ook zij het gaat in de brief kennelijk over hun gedrag. Dat gedrag wordt door de schrijver tegenover elkaar gezet. Wat de één goed doet doet de ander helemaal verkeerd. De één neemt rondreizende predikers op en verzorgd ze. Aan hem kan de schrijver vragen om ze voldoende leeftocht mee te geven zodat ze ook verder kunnen reizen. De ander wijst rondreizende predikers de deur en verwijdert medegelovigen uit de gemeente die wel voor die vreemdelingen zorgen. En met die tegenstelling krijgt het briefje ook voor de kerk van vandaag een zeker nut. Het gaat in elk geval niet om individuele gelovigen, maar gelovigen die naar een kerk gaan mogen zich wel even afvragen wat voor soort kerkgemeenschap zij hebben. Is het een kerkgemeenschap die op de kerk van Gajus lijkt, of is het een kerkgemeenschap die op de kerk van Diofrenes lijkt? Als je als gelovige vreemd in een stad op zondag naar een kerk wil gaan dan herken je de gemeenten al snel als behorend tot die van Gajus of die van Diofrenes. In de één staat er iemand bij de deur die je welkom heet en het kerkboek of de orde van dienst aanreikt en in de ander kijkt men je argwanend aan of je komt om de collectezak te stelen. Nu moet een gemiddelde kerkgemeenschap dat helemaal zelf weten. Erger wordt het natuurlijk als een gemeenschap zich helemaal afsluit voor de buitenwereld. Als ook contacten tussen de leden en hun familieleden ontmoedigd of zelfs verboden worden. Ook al doen ze zich christelijk voor, uit dit kleine briefje van Johannes leren we direct, klaar en helder, dat zo’n gemeenschap niet deugt, dat alles er aan verkeerd is. Ze gaan verder als Diofrenes en die wordt al als verkeerd afgeschilderd. We hoeven er dus niet aan te twijfelen dat het verbieden van contacten met mensen die buiten een gemeenschap staan verkeerd is, hoe liefdevol en beschermend die gemeenschap zich ook opsteld. Johannes prijst uitbundig allen die openstaan voor nieuwe contacten, voor mensen van buiten en hen op weten te nemen. Natuurlijk weten we wel dat het uiteindelijk gaat om een samenleving waarin iedereen mee zal doen en iedereen mee mag doen. Maar het belang van zo’n briefje van Johannes is dat we leren dat het al begint in een zeer vijandige omgeving. Want die eerste Christengemeenten hadden, soms zeer onverwacht, met enige regelmaat te maken met vervolgingen, soms heel wrede. Als je dan nog gastvrij en open weet te blijven is dat des te meer opmerkelijk, volgens dit briefje dus ook des te meer te prijzen. Laten we daaraan ook nu een voorbeeld nemen en gastvrij en open zijn, ook in onze gemeenten.

Plaats een reactie