Handelingen 5:12-21a
12 De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo, 13 en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen. 14 Er kwamen steeds meer mensen bij die in de Heer geloofden, een groot aantal mannen zowel als vrouwen, 15 en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matten buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen. 16 Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen. 17 Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, 18 lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. 19 ’s Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: 20 ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat het nieuwe leven aangaat.’ 21 De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten. (NBV21)
Na koning David kwam Koning Salomo en die bouwde de Tempel en verving de Heilige Tent uit de woestijn door een stenen gebouw. Na Jezus van Nazareth kwam Petrus en kwamen de leerlingen, de zendelingen en de volgelingen van Jezus van Nazareth en het is daarom geen wonder dat de gelovigen uit Jeruzalem zich verzamelden in de zuilengang van Salomo, een belangrijk studiecentrum in het tempelcomplex. Het Koninkrijk van God was echt begonnen. Petrus en Johannes hadden ruzie gekregen met de leiders van de Tempel omdat ze de mensen voorhielden dat dat verhaal van Jezus van Nazareth doorging door de dood heen. Als iedereen dat zou gaan geloven kon het een ramp worden. De Romeinen bezetten nog steeds het land en eisten onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Een gewapende opstand tegen de Romeinen zou niet veel later dan ook op een ramp voor het land uitlopen en een definitieve verwoesting van de Tempel tot gevolg hebben.
De lezers van het boek Handelingen waren hier al wel van op de hoogte. De eerste gemeente leefde echter niet op de manier waarop men dat in de wereld gewoon is. Wapens kwamen er niet aan te pas. Ruzie over eigendom ook niet, ze deelden alles wat ze hadden zonder te letten op persoonlijk eigendom. Wie daaraan niet eerlijk wilde meedoen kon doodvallen. Gevangenis was ook niet beangstigend. Volgens het verhaal van vandaag liepen Petrus en Johannes er net zo hard weer uit als ze er waren ingestopt. Daar zou het overigens niet bij blijven want de eerste martelaar van de nieuwe beweging diende zich al vrij snel aan. Toch blijft de beweging van Christenen heel lang geweldloos. En geweldloosheid spreekt ons dezer dagen misschien wel extra aan door het geweld van eenzame mensen die zich willen wreken op mensen die hen eenzaam lieten worden. Of de eenlingen die door geweld de wereld naar hun hand willen zetten. En natuurlijk door de oorlogen waaraan wij de wapens en de munitie leveren.
Wij vragen ons af waarom een enkeling zo vaak zo snel kan beschikken over vuurwapens. In ons land is het bezit verboden en dat is misschien een rem, maar veel te vaak mag het bezit toch. En ook als het niet mag zijn die wapens er toch. Het geweld mag hier nergens. Samen zullen we moeten zoeken naar wegen om het geweld uit te bannen. Uitbannen van wapens is dan slechts een klein begin. Houden van mensen en zorgen dat iedereen ook echt mee doet en niemand wordt uitgesloten is het volgende. Dat waren de wonderen van Jezus van Nazareth en dat waren kennelijk ook de wonderen van zijn volgelingen. Laat dat ook onze wonderen zijn. Jongeren echt mee laten doen, ze hoop en toekomst geven, ook als ze vreemdelingen onder ons zijn, moet een opgave zijn die we met vreugde op ons kunnen nemen. Elke dag kunnen we er weer opnieuw mee beginnen, ook vandaag.