Jesaja 37:14-29
Het kost soms moeite om je voor te blijven stellen wat er nu precies in zo’n Bijbelverhaal vertelt wordt. Dit verhaal speelt zich af in de hoofdstad van Israel Jeruzalem. Daar op de Tempelberg, Sion, ligt de Tempel, het centrale heiligdom van het volk. Daar staat geen beeld van een god maar daar staat in het centrum een kist met wat souvenirs en de stenen platen met de Wet die het hoogste goed van het volk is. Rondom de stad ligt een machtig leger van Assyrië één van de machtigste vijanden uit de toenmalige wereld. Een hoge afgevaardigde van die vijand, de Rabstake, had aan een delegatie van de regering, de eis tot onvoorwaardelijke overgave overgebracht. Die delegatie had daarop de kleren gescheurd als in rouw. Ook de koning had de kleren gescheurd en had raad gevraagd bij de profeet Jesaja. Die had aangeraden om vol te houden. Waarop de Koning een brief kreeg van de vijand waarin de eis tot overgave nog een keer werd herhaald. Als dan de koning de brief naar de Tempel brengt gaat die profeet een spotlied zingen op die vijand. Uit naam van God nog wel. Want het slot van het stuk dat we vandaag lezen is een lied. Een nogal opschepperig lied ook. Alsof het er toe doet dat het volk Israël ooit andere volken heeft verslagen. Die andere volken konden toch niet opwegen tegen het volk dat nu de vijand is. Toch sluit het lied aan bij de raad die de profeet had gegeven: blijf volhouden. Voor die koning was dat niet gemakkelijk Zijn voorgangers hadden zich net zo gedragen als de andere koningen in zijn wereld. Met bondgenootschappen en oorlogen was geprobeerd het land sterk te maken en onafhankelijk. Dat was ten koste gegaan van veel voornamelijk arme mensen. Er was wel eens vrede geweest maar ook dan was er nauwelijks welvaart geweest. Bondgenoten moesten worden afgekocht, legers op de been gehouden en de koningen moesten kracht en voorspoed uitstralen namens het land. Deze koning had daar een einde aan gemaakt. Hij had de Wet ontdekt van heb Uw naaste lief als uzelf en beseft dat je ook als koning de zwaksten in je samenleving in het centrum van je politiek moet stellen. Niet de kracht moet een volk bepalen maar de zorg voor de zwaksten. Hoe ga je dan met een vijand om die vele malen sterker is dan jij bent. Een vijand die er op uit is om te plunderen en te verwoesten. In elk geval moet je niet met die vijand omgaan door de levens van arme mensen in de waagschaal te stellen is het antwoord van de profeet. Hou nu maar vast aan de Wet van eerlijk delen. Een Wet die ook bij ons in de waagschaal gelegd wordt nu maatregelen bedacht moeten worden om de crisis te bestrijden. Zullen de armen worden ontzien? Komen we er sterker uit omdat we zullen gaan leren echt te delen met de armsten in de hele wereld? Lossen we de voedselcrisis op door in de economische crisis niet in de eerste plaats aan onszelf te denken? Het zijn vragen die we allemaal moeten beantwoorden.