Jesaja 37:1-13
Dat is toch een probleem, er komt een geweldig leger voor de poorten van je stad en je God wordt beledigd. Als koning zou je zeggen dat je krachtig oorlog moet voeren en desnoods strijdend ten onder moet gaan. Dan bewijs je jezelf eer en je God ook want jij was het die op God vertrouwde. Maar die Koning Hizkia die had niet zo lang geleden weer eens de Wet van heb Uw naaste lief als uzelf gelezen. Dat had hem aanleiding gegeven om alle heiligdommen in Israƫl te sluiten zodat de mensen naar de Tempel in Jeruzalem moesten komen. Daar werd immers die Wet bewaard. En in die Wet stond ook dat je niet moest doden. Als je al die gewone mensen, mannen, vrouwen en kinderen bekijkt dan schiet je gemoed vol als je weet dat die slachtoffer zullen worden van de strijd die je vanwege zoiets als je eer zou moeten voeren. Maar zo hoort het natuurlijk wel en als het zo hoort dan moet je het doen. Hizkia had nog een uitweg. Er was een profeet in de stad die heel concreet in elke situatie kon zeggen hoe je die Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf zou moeten toepassen. Die profeet was Jesaja en daarom staat dit verhaal ook in het boek van de profeet Jesaja. Het is als het ware een voorbeeld van hoe je met de Wet van de God van eerlijk delen zou moeten omgaan. Nu wist ook Jesaja dat Koning Hizkia nog maar net kennis had gemaakt met de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf. Lang was die Wet verloren geweest en als je dat net gehoord hebt dan wil je best twijfelen tussen hoe het hoort in de wereld, hoe het gewoon is om te doen en dat totaal andere dat die Wet van je vraagt. Als de profeet de delegatie van het hof dan ook voor zich ziet, alvast in rouwkleding gehuld, zit er niks anders op dan te testen hoever ze zouden durven gaan met hun vertrouwen op die God van gij zult niet doden. Jesaja legt daarom uit dat die koningen die zo graag oorlog voeren zelf ook vaak bedreigd worden, als je die verslaat ben je wel heel erg sterk en veel koningen willen graag bekend staan als de sterkste. Maak je daarom geen zorgen is de boodschap van Jesaja, laat je niet ontmoedigen, die koning wordt vanzelf wel verslagen. Voor Hizkia is het maar een schrale troost, de boodschap die zijn onderhandelingsdelegatie had gekregen van de vijandelijke afgezant krijgt hij per brief nog een keer. Wat zouden wij doen? Onze regering ging mee in een oorlog waar heel veel burgers, mannen, vrouwen en kinderen het slachtoffer van zouden worden. We vochten wel niet in Irak maar steunden de oorlog daar wel. Ook nu het met de economie wat slechter gaat hoor je onze regering niet over eerlijker delen. Het is erg voor mensen die werkloos worden en een derde van hun inkomen verliezen. Dat de mensen die vertrekken met miljoenen bonussen op zak daarvan zouden moeten meedelen hoor je niet. Vraag jezelf dus af welke kant je kiest, dat van zo hoort het, zo fatsoenlijk als onze regering doet, of de kant van de armen, die afhankelijk zijn van onze bereidheid om te delen.