Waarop berust toch dat vertrouwen van u?

Jesaja 36:1-10

Het boek van de profeet Jesaja is geschreven vlak voor, tijdens en vlak na de ballingschap in Babel. Geleerden nemen aan dat er zelfs meerdere mensen aan hebben meegeschreven. Maar die schrijvers waren het over één ding eens, God heeft alle macht in hemel en op aarde en daar moet je op vertrouwen. Midden in het boek van de profeet Jesaja staat dit verhaal over koning Hizkia waarvan we vandaag het begin lezen. Een dreigend begin want alle steden en dorpen zijn ingenomen door Koning Sanherib van Assyrië en die slaat vervolgens zijn legerkamp op voor de muren van de hoofdstad Jeruzalem. Een belangrijke gezant wordt uitgezonden om te onderhandelen over de overgave van de stad. In de Nieuwe Bijbelvertaling wordt die belangrijke gezant de Rabsake genoemd, in eerdere vertalingen werd gesproken over de maarschalk of hofmaarschalk. In de Statenvertaling is Rabsake nog een eigennaam.Wat precies de functie is geweest die hier met Rabsake wordt aangeduid weten we niet, duidelijk is dat het een belangrijke gezant is. Hij krijgt te maken met een even belangrijke delegatie uit Jeruzalem, een hofmeester, de hofschrijver en de kanselier, een directe vertegenwoordiging van het hof en de regering. En direct wordt de vraag gesteld waarom men zich niet zou overgeven. Van Egypte is immers geen hulp te verwachten en ook de God van Israël is kennelijk het vertrouwen niet waard want anders zou Hiskia niet bevolen hebben om alle heiligdommen en altaren buiten Jeruzalem te vernietigen. De Rabsake weet kennelijk niet dat het juist Hizkia is die in de Tempel van Jeruzalem weer de Wet heeft ontdekt waar het allemaal om ging. Je kunt wel denken dat je God aan je zijde hebt, zoals Sanherib kennelijk heeft gedaan, maar dat wil nog niet zeggen dat je ook de wil van God doet. Die wil van God staat in de Wet die in de Tempel in Jeruzalem werd bewaard: Heb God lief boven alles en je naaste als je zelf. Het was juist vanwege deze Wet dat Hizkia alle heiligdommen en altaren had verboden. Daar werd immers die Wet niet bewaard en daar werden zo gemakkelijk beelden neergezet van vreemde goden. Dat leidde weer tot een onderlinge concurentie, waar werd God het beste aangeroepen, waar krijg je de grootste vruchtbaarheid van God, waar is de beste voorspraak. Het antwoord op al die vragen is altijd weer : daar waar de minsten en de armen het beste geholpen worden. En dat had Sanhedrin nu juist niet gedaan door zo alle steden en dorpen in Israël te onderwerpen en in bezit te nemen. De delegatie van Israel probeert nog met diplomatie de onderhandelingen enige inhoud te geven. Gevraagd wordt om in Aramees te spreken. Maar nee, intimidatie en angstzaaien is het parool. Iedereen mag weten hoe hopeloos de situatie is. Vol trots zegt de Rabsake dan ook dat zelfs de God van Israel aan zijn kant staat. Kun je dan nog aan de Wet van God vasthouden? Kun je dan nog volhouden dat je aan de goede kant staat? De vraag stellen is de vraag beantwoorden. Ondanks alles kiezen echte gelovigen voor de kant van de zwaksten, de kant van de armen, want dat is de kant van God, ook vandaag nog, ook als er een economische crisis is en de welvaart terug gaat lopen.

Plaats een reactie