Romeinen 10:14-21
14 Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? 15 En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’ 16 Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja vraagt: ‘Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd?’ 17 Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus. 18 Maar dan is mijn vraag: hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk wel, want er staat: ‘Hun roep klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de uiteinden van de wereld.’ 19 Maar dan vraag ik weer: heeft Israël de boodschap niet begrepen? Welnu, Mozes zegt al: ‘Ik zal jullie afgunstig maken op een volk dat geen volk is, ik daag jullie uit met een volk zonder verstand.’ 20 En bij Jesaja staat zelfs: ‘Ik heb me laten vinden door wie mij niet zochten, ik heb me bekendgemaakt aan wie niet naar mij hebben gevraagd.’ 21 Maar bij Jesaja staat over Israël: ‘Heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk.’ (NBV)
Met enige regelmaat voelen dagbladen zich geroepen eens een dag alleen goed nieuws te brengen. Mensen worden moe van de verhalen over armoede en geweld, over oorlog en dreiging met oorlog, over werkloosheid en ongelukken, over aardbevingen en bosbranden. Wat is dan het goede nieuws? Dat kan per krant heel verschillend zijn. Voor de één zal mooi weer goed nieuws zijn, voor de ander een bui regen die de planten op het veld eindelijk doet groeien. Voor Paulus was het Evangelie het goede nieuws, Lucas noemde dat ooit “de bevrijding van de armen”. Een van de handschriften, in het Grieks, waaruit wij de brief van Paulus aan de Romeinen kennen heeft het over de vrede die verkondigd zou mogen worden. Dat het kan, dat het nu kan beginnen en dat de liefde vol te houden is door de dood heen zoals Jezus van Nazareth ons heeft voorgeleefd is het goede nieuws.
Maar geloven van dat goede nieuws is niet eenvoudig, dat is maar voor weinigen weggelegd. Daar hadden de profeten al last van. Paulus citeert hier het eerste vers van Jesaja 53. En natuurlijk hebben mensen de boodschap gehoord. En natuurlijk hebben de mensen het begrepen. Iedereen weet dat het Christelijk geloof inhoud dat je je naaste liefhebt als jezelf, dat je deelt met de armen, dat je de hongerigen voedt, de zieken bezoekt en de naakten kleed. Maar dat zelf doen? Daaraan meedoen? Ja iets geven in een collecte of aan een televisie aktie, dat kan nog. Maar de samenleving in de wereld zo veranderen dat iedereen genoeg te eten heeft, dat er overal gezondheidszorg is en overal een eerlijke berechting en menswaardige behandeling van gevangenen? Dat gaat ons te ver. Dat strijd met ons eigen belang. Daar hebben we het te druk voor met werken en genieten. Dan zouden we toch te veel moeten opgeven.
Jesaja had het al over een ongehoorzaam en opstandig volk en Jesaja zou nu hetzelfde kunnen zeggen. Lopen dan de kerken leeg omdat er te veel van de mensen wordt gevraagd? De meeste voorgangers durven al helemaal niets meer van de mensen te vragen. Die leggen de nadruk op persoonlijke groei, of persoonlijk behoud, of persoonlijke bevrijding van de zonden, daar komt geen naaste aan te pas laat staan de gemeenschap van heiligen. Samen staan voor het Koninkrijk van God, voor een nieuwe samenleving, voor de hemel op aarde is er in een tijd van individueel genot en persoonlijk succes niet meer bij. Dat het ook nog te maken kan hebben met de manier waarop ons volk is georganiseerd, de manier waarop alle volken samen doen kun je helemaal vergeten. We hebben het lezen van de Bijbel weer nodig om ons te herinneren waarom het ook al weer allemaal begonnen was. Het Evangelie, vrede en gerechtigheid, de bevrijding van de armen. Daar mogen we vandaag weer mee aan de slag, het is meer dan ooit nodig. Dat is het echte goede nieuws voor vandaag.