Wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.

Romeinen 9:19-33

19  Maar nu zult u vragen: ‘Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording? Niemand gaat toch in tegen zijn wil?’20  Wie bent u eigenlijk dat u, een mens, iets tegen God zou inbrengen? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenbakker: ‘Waarom hebt u me gemaakt zoals ik eruitzie?’ 21  Heeft de pottenbakker niet de vrijheid om van dezelfde klomp klei zowel een kostbare vaas als een alledaagse pot te maken? 22  God heeft degenen die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang, met veel geduld verdragen omdat hij zijn toorn ook wil tonen en zijn macht kenbaar wil maken. 23  En omdat hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft hij degenen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen. 24  Hen heeft hij ook geroepen: ons, die niet alleen uit het Joodse volk afkomstig zijn, maar uit alle volken, 25 ¶  zoals ook bij Hosea staat geschreven: ‘Wat mijn volk niet was, zal ik mijn volk noemen; wie mijn geliefde niet was, zal ik mijn geliefde noemen. 26  En waar tegen hen gezegd is: “Jullie zijn mijn volk niet, ”zullen ze kinderen van de levende God worden genoemd.’ 27  En Jesaja roept over Israël uit: ‘Al zou het volk van Israël zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee, slechts een klein deel zal worden gered. 28  Want de Heer zal zijn woord op aarde gestand doen, onvoorwaardelijk en onverkort.’ 29  En zoals Jesaja al heeft gezegd: ‘Had de Heer van de hemelse machten ons geen nageslacht gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra.’ 30 ¶  Wat kunnen we hieruit nu opmaken? Hoewel ze er niet naar hebben gestreefd, zijn heidenen als rechtvaardigen aangenomen, op grond van hun geloof. 31  Maar Israël, dat ernaar streefde door de wet rechtvaardig te worden, heeft dat niet bereikt.  32  Wat is daarvan de oorzaak? Ze handelden alsof het van hun daden afhing, en niet van geloof. Ze zijn over de steen gestruikeld 33  waarover geschreven staat: ‘In Sion leg ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’ (NBV)

Het idee dat God mensen heeft uitverkoren als geliefden en verworpen omdat hij ze haat heeft veel mensen in verwarring gebracht. Paulus beschrijft een deel van die verwarring. Want als God vooraf al heeft uitgemaakt of we uitverkoren worden dan wel verworpen waar zouden wij ons dan nog druk over maken? Het antwoord van Paulus is dat we ons druk moeten maken omdat we het niet weten. We hebben zelf niet de criteria in handen, we kunnen ze zelfs niet bedenken, waarlangs God tot keuzes is gekomen of zal komen. Paulus illustreert dat aan de hand van uitspraken van profeten. Een aantal jaren geleden herdacht de Protestantse Kerk de vijfhonderdste geboortedag van Johannes Calvijn, de grote reformator die een geweldige invloed heeft gehad op het denken in alle Christelijke Kerken. Aan hem wordt de leer van de voorbeschikking, de predestinatie toegeschreven. Maar het is niet zo dat eerst Calvijn ging schrijven en toen pas Paulus, het is omgekeerd.

Calvijn heeft daarover wel geschreven in zijn leerboek over het christelijk geloof de Institutie. Maar daar waar velen zijn blijven steken in de ingewikkelde theologische zinnen over die predestinatie moet je eigenlijk ook even verder lezen. Calvijn schrijft dat het denken over de voorbeschikking van God een mens doet huiveren. Je bent als mens nergens meer als je God op die manier probeert te beschrijven. En dat doet geen recht aan God, want ook Paulus schrijft eigenlijk al dat God zich niet laat vangen in ons menselijk beschrijven van hetgeen God besluit. Calvijn schrijft dat je er dus beter aan doet net te doen of er geen voorbeschikking is. God is liefde, God roept ons op de naaste lief te hebben als onszelf. In die liefde voor de naaste maakt het ons niet uit wat we er zelf wijzer van worden, het is onbaatzuchtige liefde, zelfs een beloning van God hoeft er niet van te komen. Jezus van Nazareth beschrijft in het verhaal van Matteüs de verbazing van mensen als die tot de ontdekking komen dat ze met de hulp aan hun naaste eigenlijk Jezus zelf hebben geholpen.

Die liefde alleen behoort ons dus in beweging te zetten. En of wij dan al of niet zijn uitverkoren speelt daarbij geen rol. In sommige geloofsrichtingen speelt de vraag of je uitverkoren bent een grote rol. Soms noemt met het ook wedergeboren, een ander mens geworden. Voor Calvijn speelde het antwoord op die vragen geen rol meer. De twijfel en de strijd om uitverkoren of wedergeboren te worden zijn overbodig. God beschikt in zijn oneindige liefde en je mag er van uitgaan dat daar voor jou net zoveel plaats is als jij bij jou de naaste een plaats geeft. En denk nu niet dat we de liefde van God kunnen verdienen door goed te doen. Dit jaar herdenken we dat 500 jaar geleden Maarten Luther met de Hervorming begon. Hij verzette zich heel erg sterk tegen een voor wat hoort wat geloof. Alles uit genade. Maar die genade van God, de liefde die we ervaren als we geloven maakt dat we willen dat iedereen die liefde voelt. Daarmee laten we God God, de God van liefde,en zijn wij mensen die telkens opnieuw moeten beginnen onze naaste lief te hebben als onszelf, maar dat opnieuw beginnen mag, vandaag ook.

 

Plaats een reactie