Ondersteun weduwen

1 Timoteüs 5:3-16

3 ¶  Ondersteun weduwen die alleen staan. 4  Als een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, moeten die godvruchtig voor haar huishouding zorgen. Zo betalen ze hun voorouders terug, en dat is God welgevallig. 5  Een weduwe die helemaal alleen staat, houdt haar hoop op God gevestigd en blijft smeken en bidden, dag en nacht. 6  Maar een weduwe die losbandig leeft, is levend dood. 7  Houd hun dit voor, zodat ze een onberispelijk leven kunnen leiden. 8  Wie niet voor de eigen familie zorgt, zelfs niet voor huisgenoten, heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige. 9  Als weduwe mogen alleen vrouwen worden ingeschreven van boven de zestig jaar die maar één man hebben gehad 10  en bekendstaan om hun goede daden, kinderen hebben opgevoed, gastvrij zijn geweest, gelovigen de voeten hebben gewassen en zich hebben ingezet voor verdrukten, die, kortom, allerlei goede daden hebben verricht. 11  Wijs jongere weduwen af. Wanneer hun hartstocht hen van Christus vervreemdt, zullen ze weer willen trouwen, 12  en dan wordt het hun aangerekend dat ze hun belofte aan hem breken. 13  Bovendien zullen ze er een gewoonte van maken hun tijd te verdoen door overal op bezoek te gaan; en dat niet alleen, in hun bemoeizucht praten ze ook over dingen die geen pas geven. 14  Daarom wil ik dat jonge weduwen hertrouwen, kinderen krijgen, het huishouden regelen en onze tegenstanders geen aanleiding geven om kwaad van ons te spreken. 15  Sommigen van hen zijn immers al van het rechte pad afgeweken, Satan achterna. 16  Als een gelovige vrouw weduwen in haar familie heeft, moet zij die zelf ondersteunen en niet de gemeente met de zorg belasten. Dan kan de gemeente voor weduwen zorgen die alleen staan. (NBV)

Vandaag lezen we over de uitleg die uiteindelijk in de nieuw gevormde Christelijke gemeenten werd gegeven aan het oeroude gebod te zorgen voor de weduwen en de wezen. Die hulp aan de weduwen was niet altijd onder alle omstandigheden even vanzelfsprekend. Direct na Pinksteren ontstonden er al wrijvingen over de hulp van de gemeente aan de weduwen. De misverstanden werden toen nog aan het verschil in taal geweten. In de multiculturele samenleving die een stad als Jeruzalem was waren er Aramees sprekende leden van de gemeente en er waren Grieks sprekende weduwen. Die laatsten klaagden er over achtergesteld te worden bij de hulp aan de Aramees sprekende weduwen. De apostelen besloten toen om zeven mannen aan te stellen die zowel Grieks als Aramees spraken en die de taak kregen de hulp voor de Grieks sprekenden te organiseren. Ze werden diakenen genoemd. In onze kerken hebben de diakenen bij uitstek de taak de hulp voor de armen te bevorderen, maar de eerste diakenen waren ook betrokken bij de verkondiging. De eerste martelaar was de diaken Stephanus die gestenigd werd omdat hij zo vurig stond te preken.

De vraag wie nu wel en wie nu niet een weduwe is die geholpen moet worden heeft door de eeuwen telkens opnieuw discussie opgeroepen. Tot in onze dagen toe zelfs. Sinds het in onze dagen gewoon is geworden dat vrouwen en ook moeders werken en zorgen voor hun eigen inkomen is de positie van weduwen anders geworden. Ook van hen mag in het algemeen verwacht worden dat zij zelf in staat zijn een inkomen te verwerven. En jongere vrouwen die weduwe worden zullen in het algemeen al een eigen inkomen hebben. We gaan daar van uit. Tegelijk is ook de positie van weduwnaars veranderd. Zij verwerven niet alleen hun eigen inkomen maar zullen ook de zorgtaken voor kinderen moeten kunnen verzorgen. Ingewikkelde discussies in een samenleving die ver af staat van de samenleving waarvoor aan Timoteüs werd geschreven. Toch zijn er wel een paar overeenkomsten. Als een weduwe zorg behoeft en er niemand is die de zorg kan verlenen dan zal de gemeenschap dat moeten doen. De hulp aan ouderen, oudere weduwen ook die zelfstandig willen blijven wonen zou ook in onze dagen vanzelfsprekend op dit uitgangspunt gebaseerd moeten worden.

Ook de mantelzorg is een uitgangspunt dat de briefschrijver niet onbekend is. Hier staat vertaald met godvruchtig wat wellicht beter te vertalen is met uit eer voor de huishouding zorgen. Die zorg is immers niet gericht op iets wat je moet van God maar wat je wil omdat je iets terug wil doen voor de opvoeding die je zelf gehad hebt. Als je zo je ouders eert doe je God een plezier. In de discussie over weduwen wordt dan opgeworpen dat er weduwen zijn die helemaal die ondersteuning niet nodig hebben omdat ze zelf rijk genoeg zijn. In onze dagen wordt de vraag gesteld of de hulp aan weduwen niet inkomensafhankelijk moet zijn, of vermogen wel of niet moet worden aangesproken en krijgen weduwen in elk geval het vruchtgebruik over het gemeenschappelijk gezinsvermogen. Weduwen moeten hun hulp stellen op God, altijd zullen er mensen moeten zijn die in God geloven en hen dus helpen. Maar weduwen die in weelde leven hebben God helemaal niet nodig. Dat geldt eigenlijk voor allen die in weelde leven en niet van hun weelde delen met hen die niets hebben. De briefschrijver aan Timoteüs roept ons dus eigenlijk op allemaal diaken te worden en te gaan zorgen voor de weduwen die hulp nodig hebben, en aan al die anderen die alleen nog God hebben om hen ter hulp te komen.

Plaats een reactie