Ik reken af met wie mij haatten.

Deuteronomium 32:36-52
 
Het laatste deel van het lied dat door Mozes en Jozua gezongen werd toen ze alle wetten hadden opgeschreven. Dit lied moest door het volk uit hoofd worden geleerd en elk jaar opnieuw worden gezongen. De boodschap is eenvoudig, als je de wet van God verlaat loopt het slecht met je af, als je je weer aan de Wet van God gaat houden dan gaat het ook weer goed met je. Zo op de eerste dag van een nieuwe werkweek is dat bemoedigend. Houdt van je naaste als van jezelf en het zal deze week goed gaan.

Zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet. we kennen mensen genoeg uit de geschiedenis die ons voorbeeld zouden kunnen zijn en met wie het uiteindelijk niet goed is afgelopen. Martin Luther King was er zo één. Hij bracht de Amerikaanse samenleving volledig in beweging en zette die op haar kop. Van discriminatie kon en kan geen sprake meer zijn. Hij werd uiteindelijk doodgeschoten. Het gaat dan ook niet om ons individuele lot, ons eigen welbevinden. Dat doen van het goede en niets dan het goede levert pas op als iedereen mee gaat doen. Het lied van Mozes en Jozua gaat niet over individuele burgers en hun persoonlijke verhouding tot God, het gaat niet over de vraag of ze wel genoeg bidden en keurig offeren en naar de tempel gaan maar het gaat over de vraag hoe het volk het er af brengt. Het lied van Mozes en Jozua is bij uitstek een politiek lied. In het boek Deuteronomium worden de ijkpunten er steeds bijgeleverd. Hoe gaat het met de armen, de weduwen en de wezen, mogen de vreemdelingen ook meedoen met alle activiteiten van volk, niet alleen met de feestmaaltijden maar ook met de volksvergaderingen. Zo ja dan vorm je een hecht volk dat wat voor elkaar over heeft en daardoor onoverwinnelijk is geworden, zo nee, dan ben je geen volk maar een verzameling eenlingen die door een vastberaden vijand gemakkelijk te verslaan zijn.

Mozes de leider van het volk, die afscheid moet nemen en het beloofde land alleen van verre mag bekijken, roept het volk op voor elkaar te blijven zorgen en zich daarmee aan de Wet van de Woestijn te blijven houden. Dat is met recht een zaak van levensbelang. Het bestrijdt het pure eigenbelang van mensen die een hoog inkomen en een groot vermogen hebben. Die mensen zijn eigenaar van de duurste woningen in elke gemeente en die moeten dus de hoogste belasting op de onroerende zaken betalen. Maar die mensen hebben ook de hoogste aftrek van hypotheekrente. Van alle subsidies die de overheid aan burgers geeft krijgen zij het hoogste bedrag. Dat noemen we villasubsidie en dat tekent de oneerlijke verdeling van de welvaart van ons land. Mozes roept daarom ook ons toe te blijven kijken hoe het zal gaan met de vreemdelingen, met de armen, met de zieken en gehandicapten, met de weduwen en de wezen, met de zwervers naar wie een hand moet worden uitgestoken. Goddelozen noemen dat graag de onderkant van de samenleving, in Gods Koninkrijk komen ze op de allereerste plaats.

Plaats een reactie