In de kronieken van de koningen van Juda

1 Koningen 22:41-54

Is het nu allemaal waar wat er in de Bijbel staat? Het antwoord is misschien en nee. Twee antwoorden dus. Want de vraag of iets waar is gaat niet over geloof maar gaat over natuurwetenschappen. Daar zijn in de loop van de geschiedenis regels opgesteld waarmee je stellingen in de wetenschap, ook de geschiedeniswetenschap, kunt toetsen op waar en onwaar. De vraag of de verhalen over Achab en Josafat, Isebel, Elia en Micha nu waar gebeurd zijn zou je misschien kunnen beantwoorden als we die kronieken van de koningen van Juda zouden kennen. Er moet overigens ook nog een boek bestaan hebben dat de kronieken van de koningen van Israël heeft geheten. Maar die boeken kennen we niet. Die zijn in de loop van de geschiedenis verloren gegaan, of ze zijn nog nooit gevonden. Soms wijzen opgravingen uit dat in de Bijbel genoemde figuren echt hebben bestaan, soms blijken ze ook anders geheten te hebben. Van sommige verhalen weten we echt dat ze niet waar gebeurd zijn in de zin van de natuurwetenschappen. In de Bijbel staan ook sprookjes, mythen en legenden. Soms ook liederen waarin net als in de liederen van vandaag bepaalde zaken worden overdreven. Maar waar of onwaar is niet belangrijk, daar gaat de Bijbel niet over. In het stuk dat we vandaag lezen worden twee koningshuizen naast elkaar gezet. Het koningshuis van Juda en het koningshuis van Israël. Toen de Bijbel na de ballingschap in Babel definitief werd opgeschreven viel het op dat het koningshuis van Juda er nog steeds was terwijl het koningshuis van Israël in de schemering van de geschiedenis was verdwenen. Daar moest toch een reden voor zijn. En aangezien men geloofde dat de verhouding die mensen met God hadden ook hun invloed in de geschiedenis bepaalde zocht men naar verhalen waar dat duidelijk werd. En dat werd in dit verhaal duidelijk. Achab was slecht en zijn zoon was ook slecht. Josafat was redelijk goed. Hij probeerde te regeren zoals God dat gevraagd had. Geen Tempelprostitutie bijvoorbeeld. Maar een centrale Tempeldienst in Jeruzalem was er ook in zijn dagen niet gekomen. Hij was wel met Koning Achab ten strijde getrokken maar hij had er kennelijk van geleerd want samenwerking met Achazja de zoon van Achab wees hij af. Hij wilde net als Salomo het goud uit Ofir laten halen maar dat ging niet door. De schepen vergingen op de laatste halteplaats in het verhaal van de uittocht voor het volk de woestijn Zin introk. Zo wordt in het verhaal nog eens op de oorsprong en betekenis van het volk gewezen. Dat was het volk dat de Wet van Heb-Uw-naaste-lief-als-Uzelf tot hart van het bestaan zou hebben moeten maken. Als je dat doet oefen je invloed uit op de geschiedenis. En dat is dus ook aan ons, ook wij hebben de mogelijkheid die invloed uit te oefenen.

Plaats een reactie