Zijn lijk zal naar buiten worden gegooid

Jeremia 36:20-32

Een hele rol vol had Jeremia gedicteerd en laten voorlezen. Hoe de Koning het hele volk in gevaar bracht door onder de schatplicht aan Babel uit  proberen te komen, hoe het volk zichzelf in gevaar bracht door vreemde goden achterna te lopen en de dienst aan de God van Israël te verwaarlozen. Hij had de rol door zijn secretaris Baruch in de Tempel laten voorlezen. Zelf had Jeremia niet meer in de Tempel in Jeruzalem mogen komen. Machtige ambtenaren hadden de actie van Baruch meegemaakt en waren geschrokken van de overtuiging die uit de woorden van Jeremia had geklonken. Ze hadden hun collega’s er bij geroepen en nog een keer zich het boek van Jeremia laten voorlezen. De conclusie was dat die niet zo verder kon. De koning moest het weten en Baruch en Jeremia moesten zwijgen, ook uit eigen lijfsbehoud. Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn altijd de eerste slachtoffers van de dictatuur van de rijken en de machtigen.

Als de vrijheid van discussie in een samenleving wordt ingeperkt, als het gesprek niet meer gaat over politiek en beleid maar over persoon en functie dan loopt de vrijheid van de hele bevolking gevaar. De Koning trekt zich dan ook niks aan van het boek van Jeremia. Hij laat het zich voorlezen maar hoofdstuk na hoofdstuk snijdt hij van de boekrol af en werpt hij in het vuur. Vurige woorden die na de brand verdwenen zijn, nietswaardig en niet meer terug te lezen. Schrikken was dat voor de brave ambtenaren die de woorden toch als een serieuze bedreiging hadden gevoeld. Baruch en Jeremia moesten maar gevangen worden gezet vond de Koning. Baruch en Jeremia doken onder, maar gaven wel een commentaar op de werkwijze van de Koning. Wij zijn dan gewend om in de Bijbel woorden van liefde te vinden, woorden van vergeving, woorden over de mantel der liefde waarmee de fouten van mensen worden bedekt. Nu, in de Bijbel worden armen getroost met zulke woorden. Maar voor machtigen zijn er zulke woorden niet, voor hen is er onheil, met het zwaard worden ze bedreigd, hun lijk wordt uit het raam gegooid. Niks lieve woordjes voor onderdrukkers.

Moeten wij die dan wel hebben? Moeten wij vriendelijk blijven als de inkomens van de rijken worden beschermd en van de armen nog wordt afgenomen wat hen restte in hun armoede? Moeten wij zwijgen als de rijken heengezonden worden met wachtgelden waar in hun jeugd gehandicapt geraakten alleen van kunnen dromen terwijl diezelfde gehandicapten bedreigd worden met minder dan het minimum inkomen? Moeten wij de machtigen niet aan de kaak stellen en bij name noemen als ze onze broeders en zusters soms voor jaren opsluiten in gevangenissen niet omdat ze een misdrijf hebben gepleegd maar omdat ze uit een ander land hierheen gekomen zijn en niet terug kunnen, of zelfs alleen omdat ze tussen de wal en het schip van een malende administratie geraakt zijn? Moeten wij die machtigen vragen om onze broeders en zusters uit te nodigen naar onze kerken te komen als iedereen voorzichtig moet zijn wat te zeggen omdat zelfs vreemde mogendheden ons telefoon en internetverkeer in het geheim kunnen nalopen op ongewenste uitspraken? Het zijn vragen die we ons dag in dag uit moeten stellen. Onze Heer en Heiland, Jezus van Nazareth stelde immers dat wie niet voor hem was tegen hem was. Hij beriep zich ook op een profeet als Jeremia en zijn verhaal lezen we niet voor niets.

Plaats een reactie