God heeft zijn volk niet verstoten.

Romeinen 11:1-6

Als je de geschiedenis van het Christendom bestudeert kun je je niet voorstellen hoe van de vroege Middeleeuwen tot in onze tijd het volk Israël werd vervolgd en vernederd. Ik bedoel dan het religieuze volk Israël want we moeten een onderscheid maken met de Staat Israël, een staat net als alle andere staten, met een recht op veilige grenzen en de plicht zich te houden aan de mensenrechten en internationale verdragen. Maar het religieuze volk Israël dat wij tegenwoordig kennen als “het Jodendom” is met de komst van het Christendom niet verstoten schrijft Paulus. Dat Jodemdom zoals wij dat nu kennen is overigens gegroeid in ongeveer dezelfde tijd als het Christendom is gegroeid, na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70. Paulus schreef voor die verwoesting. Paulus zelf was een Jood, Jezus van Nazareth was een Jood en de Apostelen waren ook Joden.  Paulus beroept zich op het verhaal over Elia waar God er op wijst dat er nog altijd een groot aantal Israëlieten was dat niet de afgoden diende. Duidelijk moet zijn dat Joden die de God van Abraham, Izaäk en Jacob dienen ook geen afgod dienen, ze dienen dezelfde God als de Christenenen. En of ze nu wel of niet volgelingen zijn van Jezus van Nazareth maakt daarbij niet uit.

Voor ons Heidenen is het geloof in Jezus van Nazareth de eerste voorwaarde, hem na te volgen is immers gelijk aan het dienen van de God van Abraham, Izaäk en Jacob. Het je naaste lief hebben als jezelf is immers die God liefhebben boven alles. Maar dat gebod van heb je naaste lief als jezelf is een gebod dat ook de Joden hebben te volgen. Het was een Joods religieus leider die dit gebod als samenvatting van de hele Wet gaf op de vraag van Jezus van Nazareth wat het belangrijkste gebod is. Terugkijkend op de geschiedenis past het de Christenheid schuld te bekennen tegenover de Joden. We zullen begrip moeten opbrengen voor het ongeduld dat soms spreekt uit het Nieuwe Testament. De Joodse schrijvers daarvan hadden de ontdekking die ze hadden gedaan, dat de liefde van God zich ook uithoudt door de dood heen en dat je werk voor de betere wereld geen beloning hoeft omdat het al vaststaat dat die betere wereld er komt, graag samen met alle Joden uitgedragen onder de Heidenen. Maar kennelijk heeft God een scheiding in stand gehouden om ook de Christenen te toetsen in hun gevoel voor broederschap.

We moeten dus ook voor God schuld belijden want van broederschap is geen sprake. Antisemitisme is in onze wereld aanwezig tot op de dag van vandaag en zelfs in ons parlement gaan soms stemmen op om de ontkenning van de grootste moord op Joden in de geschiedenis, de Holocoust, niet langer strafbaar te stellen. Die Holocoust zou ons ver moeten drijven van elke neiging in ons land een onderscheid te maken tussen mensen op grond van hun geloof of afkomst. Mensen horen alleen beoordeeld te worden op hun daden tegenover anderen. Goed heet dan goed, kwaad heet dan kwaad. Maar het kwaad van het maken van onderscheid op grond van geloof en afkomst krijgt meer en meer aanhang. De volgers van Jezus van Nazareth zullen moeten inzien dat bestrijding daarvan heel hard nodig is, ze komen anders in de positie die de vervolgers van Joden door de eeuwen heen hadden en die de Christenheid zo’n zwarte rand hebben gegeven. Dat nooit, aan het werk dus tegen discriminatie en angst voor de Islam.

Plaats een reactie