Niet ons, HEER, niet ons

Psalm 115

De Psalmen 113-118 vormen samen het zogenaamde Hallal, een verzameling lofpsalmen rond wat wij kennen als het halelujah, het Lof aan God. Ze werden gezongen in de Tempel, waarschijnlijk rond de grote feesten, maar ook door de Pelgrims die voor die grote feesten naar Jeruzalem trokken om bij de Tempel de offermaaltijd te houden met hun familie, de tempeldienaars, hun slaven en slavinnen, de armen  uit hun omgeving en de vreemdelingen die voor ze werkten. De Psalmen stammen volgens de geleerden uit de periode na de ballingschap, toen de Tempel in Jeruzalem was herbouwd. Ze werden dus ook gezongen in de dagen van Jezus van Nazareth, bijvoorbeeld toen deze op een ezel Jeruzalem binnenreed. De Psalm van vandaag draagt duidelijk de sporen van de ballingschap. In Babel zullen de ballingen de processies gezien hebben van priesters in gelovigen die plechtig de zilveren en gouden godenbeelden door de straten trokken, al dan niet vergezeld van muziek en zang. Zij waren al eeuwen gewend geen beelden van goden te maken. Hun voorouders in Jeruzalem hadden dat op het laatste wel gedaan en dat was ze slecht bekomen. Ze hadden geleerd dat die goden, die idolen, zelf gemaakt waren, zelf bekleed met zilver en goud en aangekleed met de mooiste stoffen. Zoals in de reformatie de gelovigen ineens in de kerken de afgoden zagen staan waarvoor ze maar steeds offers moesten brengen terwijl die zogenaamde heiligen zelfgemaakte beelden waren rond zelfverzonnen verhalen. Daar kwam de beeldenstorm vandaan. Bij de intocht in Jeruzalem van Jezus van Nazareth, met ezel, takken van de bomen en mantels op de straten, moet deze psalm wel bijzonder dreigend hebben geklonken. De Romeinen hadden immers ook van die godenbeelden en de Farizeeën hielden met grote moeite tegen dat die in de Tempel werden geplaatst. Een bespotting zoals in deze psalm kon gemakkelijk uitlopen op een bloedbad want wisten die Romeinen veel dat die psalmen al heel oud waren en dat het in Israël heel gewoon was dat het volk dezelfde liederen zong als de priesters in de Tempel. Ook voor ons kan een psalm als deze bedreigend zijn. TV programma’s die idolen kiezen en programma’s die voortdurend de aandacht afleiden van de armen, van de verdeeldheid in de samenleving en wat er verder in de wereld gebeurd zijn uitermate populair. Ook het najagen van winst en profijt en het afgeven op eerlijk delen en zorg voor de schepping wordt steeds meer mode. Wie deze Psalm durft mee te zingen kiest voor een andere wereld, die kiest voor een wereld waarin het rapport van de Verenigde Naties waarin staat dat in Afrika heel langzaam de armoede afneemt als een welkom Godsgeschenk wordt aanvaard en moed geeft om met verdubbelde ijver ook de laatste armoede de wereld uit te helpen. Want dat kunnen we elke dag doen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie