U was getuige.

Deuteronomium 29:1-14

Strikt genomen waren alleen Mozes zelf en Jozua en Kaleb getuigen geweest van de slavernij in Egypte. Maar de generaties die in de woestijn zijn opgegroeid wordt nu de slavernij in Egypte present gesteld. Zij zijn het volk dat uit de slavernij is bevrijd. Zoals de Afro Amerikanen in de Verenigde Staten en de Surinamers in Nederland nog weet hebben van het slavernij verleden waar hun voorouders onder geleden hebben. Zo zouden de generaties van na de Tweede Wereldoorlog nog weet moeten hebben van het leed van de bezetting, het uitroeien van mensen in concentratiekampen en de vernedering en de dood in de interneringskampen in de Oost. Weet hebben van het leed dat is geleden kan maken dat je dat leed weet af te weren, dat het zich niet meer herhaald. De generaties die in het land Moab opnieuw een verbond met de God van Israël moeten sluiten hebben in elk geval weet van de strijd die nodig was om dat punt in de uittocht te bereiken. Zoals wij nu ook weet hebben van de strijd in Vietnam, de val van de Berlijnse Muur en de oorlogen in de Golf, allemaal bedoeld om de wereld veiliger en welvarender te maken. In de dagen van Mozes opende de overwinning op de Koningen van Chesbon en Basan en verdeling van een deel van het land onder de stammen Ruben en Gad en de helft van Manasse de ogen van het volk. Maar bij het sluiten van het verbond zijn niet alleen de stamhoofden en de oudsten betrokken, maar ook de schrijvers en verder alle mannen en vrouwen. En alle vreemdelingen die als gastarbeider binnen het volk van Israël werken. Het is dus ook niet aan ons de vreemdelingen, die onder ons werken en die soms een paar generaties geleden al naar ons land gehaald zijn om hier te werken, uit te sluiten en te vernederen. Pas als iedereen mee kan doen wordt je tot een volk dat een verbond kan sluiten met de God van Israël, nu en in de toekomst. Het begin van dat verbond, waarin de Wet van de God van Israël door het volk wordt aanvaard, is dus dat iedereen mee mag doen. Al die discussies over wie wel bij ons volk mag horen en wie niet zijn in elk geval niet aan de orde voor de mensen die bij de God van Israël willen  horen en die ook in de samenleving en het landsbestuur iets willen laten doorklinken van hetgeen de God van Israël aan zijn volk heeft willen meegeven. Het is aan het kind van dat volk, Jezus van Nazareth immers te danken dat het verbond, dat die Wet, in ons hart gegrifd mag zijn en dat ook wij Heidenen bij dat volk mogen horen. Het volk waar alle volken van de aarde, dus ook ons volk, zich naar mogen richten en de richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf tot hoofdlijn van landsbestuur en wetgeving mogen maken. Wij kunnen dat doen door ons gedrag daardoor te laten leiden, dat kan ook vandaag weer.

Plaats een reactie