Er zit nog iets goeds in

Jesaja 65:8-16

Het lijkt er op dat het gedeelte dat we vandaag lezen weer eens zo’n stuk in de Bijbel is dat gaat over verdelgen, vernietigen, ombrengen. Dat oude testament heeft toch al de naam zo’n bloederig en wraakzuchtig boek te zijn. Maar als je zo deze passage uit boek van de profeet Jesaja leest dan heb je het toch niet echt goed gelezen. Want het is juist een hoopvol stuk, hoopvol voor de mensen die vol goede moed uit de ballingschap zijn teruggekeerd. Zij wilden immers een land gaan bewonen dat zou luisteren naar de Wet van de God van Israël. In ballingschap hadden ze alle verhalen over Israël en haar God nauwkeurig verzameld en geïnterpreteerd. Nu moest het gaan gebeuren. Maar oude gewoonten en tradities lijken in de weg te staan. En de profeet had er op gewezen dat juist het volgen van die oude gewoonten en tradities hadden geleid tot de ballingschap en opnieuw tot onheil zouden leiden. Maar dan komt de hoop. Als je druiven oogst dan gooi je niet de druiven weg waar nog sap in zou kunnen zitten. Alle sap is bruikbaar voor het maken van de wijn, de drank van het leven. Zo is het hier ook. God zal nageslacht uit Jacob doen voortkomen, een erfgenaam voor het bergland uit Juda, het land zal in bezit worden genomen door de dienaren van de God van Israël. Dat wat het ideaal was van de ballingen die teruggekeerd zijn zal ook gerealiseerd worden, het wordt werkelijkheid. En die oude gewoonten dan? En de navolgers van de oude gewoonten? De mensen die rijk wilden worden door te offeren aan vreemde goden? Die zullen verdwijnen. De maat zal zijn wat er voortkomt uit dat nieuwe land, van dat nieuwe volk. Ze krijgen de vruchtbare kustvlakte Saron aangeboden, met groene weiden en veel bloemen. Daar is bij Jericho het Achordal waar het vee een schuilplaats kan vinden tegen de winden die verraderlijk op kunnen steken uit de Middellandse Zee. Maar aanbidders van de god van geluk, deelnemers aan loterijen en speculaties met vee, goederen en grond, de zoekers naar rijkdom en meer en nog meer die zullen gedood moeten worden, voor hen is geen plaats in die nieuwe samenleving. Daar zit ook de hoop voor die ballingen, als dienaren van de God van Israël zullen ze eten, zij die de oude gewoonten blijven volgen zullen honger lijden, het is in een lied gevat dat je als refrein bij de opbouw steeds opnieuw kan blijven zingen. Zo zullen de dienaren van de God van Israël juichen van vreugde. Het volk dat er woont heeft de naam een volk van gelukzoekers en fortuinjagers te zijn, die naam zullen ze verliezen, het volk zal weer bekend staan als dienaren van de God van Israël. Dat volk zal zo niet  bekend worden door offers, door fraaie beelden en door veel tempels. Dat volk zal zo bekend worden door de Wet van de God van Israël. De Wet waar de weduwe en de wees voorop staan, waar de oogst gedeeld wordt met de armen, met hen die niet hebben kunnen oogsten, waar de vreemdelingen die in dat volk wonen gerekend zullen worden als bij dat volk horende. Dat volk van Israël is een voorbeeld voor alle volken, ook voor het onze en ook ons volk zal dus aangekeken worden op hoe wij met onze armen, met onze vreemdelingen en met de vrede zullen omgaan en hoe we daarin voorbeeld geven in de hele wereld door onze zorg voor de armsten in de wereld.

Plaats een reactie