Uit de greep van de angst

Psalm 107:1-22

Vandaag zingen we mee met een lofpsalm. Een lied dat de vreugde bezingt van de mensen die zich verlost weten door de God van Israël, verlost uit de greep van de angst. Je zou als Christen zomaar kunnen denken dat hier de Christenen bedoeld worden die verzameld zijn uit alle landen, maar zo is het nu net niet. Het volk Israël is gedurende haar geschiedenis diverse malen over de aarde verstrooid, in ballingschap in allerlei landen. En telkens weer werd dat volk opnieuw verzameld in Israël om daar haar unieke plaats onder de volken in te nemen. Het aardige is hier dat al die verdwaalden over de aarde dat kennelijk niet was aangedaan door een of andere macht maar doordat zij zichzelf van Jeruzalem verwijderd hadden. En dan is Jeruzalem niet alleen een geografische plaats, de stad van steen, maar ook de plaats waar de Wet van de God van Israël werd bewaard en beoefend. Want door die Wet te houden, door die God lief te hebben boven alles en je naaste als je zelf vind je de rechte weg naar een stad, naar een woonplaats. Het houden van die wet bevrijd je uit vele gevaren, dan hoef je nergens bang meer voor te zijn. In de Geest van die God krijgen dorstigen te drinken en hongerigen volop te eten, zonder die God had niemand zich bekommerd om hen die dorst lijden en hen die honger lijden. Voor ons daarom des te meer reden om bij het zingen van deze psalm ons af te vragen wie in onze dagen dorst hebben en wie honger lijden. Dag in dag uit gaan er zeer veel mensen op onze aarde dood van honger en dorst, sterven ze door een gebrek aan dat waar wij overvloed aan hebben. Daarom is dat delen zoals in de Bijbel staat gegeven als de manier waarop onze God de armen kan bevrijden van die ellende. Dat geld ook voor de bevrijding van slaven. Wie de beelden gezien heeft van kinderen in arme landen die met ijzeren kettingen aan machines geketend in fabrieken kleding en schoenen moeten maken voor de winkels in rijke Westerse landen mag weten dat hem en haar de ogen geopend zijn door de God van Israël en dat het wachten is op daden van bevrijding. Want als het lukt om de armen te bevrijden dan mogen we juichen en de grote daden van God bezingen. Dankoffers worden dan genoemd. Het is niet meer aan ons om naar de Tempel in Jeruzalem op reis te gaan om daar een maaltijd aan te richten als dankoffer met de familie, de armen in onze gemeenschap, de dienaren in de Tempel en de vreemdelingen onder ons. Maar zoals Paulus heeft geschreven mag ieder van ons zelf die Tempel zijn en mag het aanrichten van maaltijden met de armen in onze steden en met de vreemdelingen onder ons een teken zijn van die andere wereld die ook nu mogelijk is. Een wereld bevrijd van angst, van angst voor armoede, van angst voor vreemdelingen. Want juist die angsten zijn niet nodig voor hen die vertrouwen op de God van Israël. Als we in onze eigen samenleving in staat zijn samen te leven dan kunnen we ook wegen vinden om onze rijkdom te delen met de armsten in de wereld. Dan is het ook mogelijk in onze winkels te vragen wie die producten eigenlijk hebben gemaakt en wat die er voor betaald krijgen. Dan bevorderen we pas echt de Fair Trade, zoals in de Fair Trade winkels overigens al gebeurd. Dan mogen we lachen en juichen, zoals de Psalm ons oproept.

Plaats een reactie