Rond de ontmoetingstent

Numeri 2:1-17

1 ¶  De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2  ‘Wanneer de Israëlieten hun tenten opslaan, moeten ze dat doen rond de ontmoetingstent, op enige afstand ervan, ieder bij zijn eigen vaandel en bij de herkenningstekens van zijn familie. 3 ¶  Aan de oostkant, waar de zon opkomt, moeten de afdelingen van Juda zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Judeeërs is Nachson, de zoon van Amminadab. 4  Zijn leger is volgens de telling 74.600 man sterk. 5  Aan dezelfde kant slaat de stam Issachar zijn tenten op. Hun aanvoerder is Netanel, de zoon van Suar.6  Zijn leger telt 54.400 man. 7  Ook de stam Zebulon komt daar. Hun aanvoerder is Eliab, de zoon van Chelon. 8  Zijn leger telt 57.400 man. 9  In totaal tellen de legerafdelingen van Juda 186.400 man. Zij moeten steeds het eerst opbreken. 10  Aan de zuidkant moeten de afdelingen van Ruben zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Rubenieten is Elisur, de zoon van Sedeür. 11  Zijn leger is volgens de telling 46.500 man sterk. 12  Aan dezelfde kant slaat de stam Simeon zijn tenten op. Hun aanvoerder is Selumiël, de zoon van Surisaddai. 13  Zijn leger telt 59.300 man. 14  Ook de stam Gad komt daar. Hun aanvoerder is Eljasaf, de zoon van Deüel. 15  Zijn leger telt 45.650 man. 16  In totaal tellen de legerafdelingen van Ruben 151.450 man. Zij breken als tweede op. 17  Het leger van de Levieten, met de ontmoetingstent, bevindt zich midden tussen de andere legerafdelingen wanneer het kamp wordt  opgebroken. Zoals de Israëlieten gelegerd zijn, zo moeten ze ook verder trekken, ieder op de voor hem bepaalde plaats, bij zijn eigen vaandel. (NBV)

Een leger moet goed georganiseerd zijn. Israël had een leger bestaande uit infanterie, voetsoldaten. Daarbij moet je onderscheid maken tussen de voorhoede, de achterhoede en de flanken, links en rechts. Als het leger haar kamp opslaat dan vormt het leger een kring om mogelijke aanvallers uit alle richtingen te weer te kunnen staan. Bij het leger van Israël lijkt het dus ook zo te gaan. Maar er is iets merkwaardigs aan de hand. Een leger wordt gecommandeerd door een opperbevelhebber. Die heeft een eigen staf en wordt beschermd door een eigen bewakerscorps. In onze dagen blijven de opperbevelhebber en zijn staf ver van de troepen vandaan, op veilige afstand. maar bij Israël was het zo ver nog niet. Daar was geen elektronisch verkeer voor radioberichten en televisiebeelden, daar waren alleen mensen. Je zou dus verwachten dat die opperbevelhebber in het hart van dat leger gevestigd zou zijn. Maar in Israël ging dat anders. In het hart van het legerkamp staat een Tent, een luxe tent weliswaar, waar goud en zilver in is verwerkt, waar zware wanden voorkomen dat de tent weg kan waaien of mensen of vee zomaar binnen kan dwalen, maar toch een tent.

Een tent waar alleen een kist van acaciahout staat met twee gouden wezens er op, waar dan ook nog een tafel staat met brood en een kandelaar die altijd brand. Het is een plaats voor priesters en niet voor soldaten. Een beeld van de God staat er niet dus het is geen tempel, wel worden er offers gebracht maar die worden of helemaal verbrand of opgegeten door de Priesters. De Hogepriester Aäron en Mozes komen er regelmatig. Ze zeggen dat ze dan overleggen met de God van Israël. Toen de Tent voor het eerst werd gebruikt was er inderdaad een wolk gezien die dan het teken zou zijn dat God daar zijn intrek had genomen. Maar niemand hoorde er trompetgeschal waarmee de legermacht kon worden aangestuurd. Het leger, het volk dus ook, moest zelfs afstand houden van de Tent. Alleen het bewakingscorps, de stam van Levi, kon zich om de tent heen legeren. Voor een infanterieleger is het van belang dat de soldaten niet door elkaar gaan lopen maar bij hun eigen eenheid blijven. In de oudheid waren er daarom vaandels in het veld en vlaggetjes voor elke afzonderlijke eenheid.

Dat was bij Israël niet anders. Er waren vier vaandels, voor de vier divisies die waren aangewezen. De voorhoede werd aangevoerd door Juda, die hier dus al de belangrijkste stam geworden is. De achterhoede wordt aangevoerd door Ruben. Die eigenlijk de belangrijkste had moeten zijn. Veel later ontdekte men dat de manier waarop in de woestijn het leger werd gevormd ook zeer leek op de manier waarop in het land Israël de bescherming georganiseerd kon worden. De verdeling van stammen viel samen met de manier waarop Jeruzalem beschermd kon worden en in Jeruzalem was de Tempel van de God van Israël. Geleerden hebben zich natuurlijk afgevraagd wat die vaandels nu waren en welke familietekens er waren. De meeste geleerden denken dat de vaandels de kleuren hadden van de stenen in het borstschild van de Hogepriester zoals die beschreven staan in het boek Exodus. Ook hier vormt dus de God van Israël en zijn eerste dienaar het hart van het volk. En dat wil dit Bijbelgedeelte benadrukken. Het hart van een volk dient de God van Israël te zijn, de liefde voor de minsten dus ook. Dat is vandaag natuurlijk niet anders, aan ons om dat ook te realiseren.

Plaats een reactie