Het dringt niet tot hen door

Jesaja 44:18-23

18 Ze begrijpen het niet, ze beseffen het niet; blijkbaar zitten hun ogen dichtgeplakt, waardoor ze niets zien en het hun aan inzicht schort. 19 Het dringt niet tot hen door, ze missen de kennis en het inzicht om te bedenken: Met de ene helft heb ik een vuur gestookt, op de gloeiende houtskool heb ik brood gebakken en vlees geroosterd om te eten. Van wat overbleef heb ik een gruwelijk beeld gemaakt. Ik buig me dus neer voor een blok hout. 20 Wat zij koesteren is as! Een verwarde geest heeft hen op een dwaalspoor gebracht. Ze zijn niet meer te redden, want ze vragen zich niet af: ‘Is wat ik in mijn hand houd eigenlijk geen bedrog?’ 21 ¶ Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, ik zal je niet vergeten. 22 Ik heb je misdaden als een wolk doen verdampen, je zonden als de ochtendnevel. Keer terug naar mij: ik zal je vrijkopen. 23 Juich, hemel, want de HEER heeft dit gedaan, jubel, diepten van de aarde, bergen, breek uit in gejuich, en ook jullie, bossen met al je bomen: ja, de HEER koopt Jakob vrij, in Israël toont hij zijn luister. (NBV)

Raar hè? Al die mensen die ook na eeuwen Jodendom en Christendom nog blijven geloven dat er meer is tussen hemel en aarde. Die stiekem nog blijven geloven in onzichtbare machten die zich zouden kunnen bemoeien met hun leven, die blijven geloven in sterren die als ze in een bepaald verband aan de hemel te zien zijn bepalen wat er gaan gebeuren of hoe hun karakter er uit ziet. Wij mensen blijven goden maken van andere mensen, van bomen en struiken, van stenen en water, van sterren en de maan, van zon en van de wind, van goud en zilver en van het de beste zijn, het sterkste, het mooiste en noem maar op. De Bijbel noemt al dat geloof, al die opvattingen die onveranderlijk lijken, bijgeloof, dwaasheid van mensen die in verwarring zijn. Stelt de Bijbel daar dan ook niet een God voor in de plaats? Nee! Van de God van Israël moet niks, daar moet je zeker niet bang voor zijn. De God van Israël opent je ogen en je oren, zodat je zelf de handen uit de mouwen gaat steken.

In deze dagen voor kerst zijn er twee bewegingen zichtbaar. We geven, we delen ten behoeve van mensen die dat heel hard nodig hebben en we gaan allemaal in de kerstnacht naar de kerk om een romantisch verhaal te horen over een kindje dat de aarde kan redden en hoe het goddelijke toch ergens onzichtbaar plotseling zingend in de nacht de sterrenhemel kan vullen. Het verhaal van kerst gaat heel ergens anders over overigens. De profeet waarschuwt het volk Israël nog zo niet te gaan geloven in het goddelijke van de natuur om hen heen. De aarde moet juichen voor God, de bossen ook, in plaats van de natuur te vergoddelijken vermenselijkt de Bijbel de natuur, zelfs het hout waarvan godenbeelden worden gesneden wordt menselijk, het moet meezingen met mensen. Dan worden mensen engelen die de boodschap van de God van Israël brengen. Die boodschap is eenvoudig, richt je samenleving in volgens de richtlijnen van de God van Israël en niets kan je meer deren. Ook het kerstverhaal maakt dat duidelijk.

Ooit had Jozua, Jezus in het Grieks, de opvolger van Mozes, het land verdeeld. Ze hadden toen in Sichem met elkaar afgesproken dat elke vijftig jaar elke familie het land weer zou terugkrijgen dat Jozua had toegewezen. Ook koning David had een dergelijk stuk land in Bethlehem gehad. Hij stamde af van Isaï en Jesaja had geschreven dat er ooit een dag zou komen waarop een nieuwe nazaat van Isaï dat stuk land weer in bezit zou nemen. Jozef en Maria stamden af van Isaï, ze waren dus uit het huis en geslacht van David en daarom gingen ze naar de plaats die God ooit voor hun familie had bestemd op het moment dat de Heidense Keizer in Rome, die van zichzelf vond dat hij een god was, had bevolen dat ze thuis moesten blijven zodat ze geteld konden worden en opgenomen in zijn belastingregister. Omdat ze bij de Keizer niet wilde meetellen werd een heel volk bevrijd, zo kun je geen volkstelling houden. Het verhaal bevrijd ons allemaal, want als we dus onze samenleving ook bouwen op de liefde voor de naaste, op de zorg voor de minsten, op iedereen steeds weer een nieuwe kans geven, dan kan geen macht of kracht in de wereld ons nog iets doen. Elke dag weer kunnen we het geloof in als die goddelijke krachten om ons heen afleggen en ons bezig gaan houden met minsten. Die bewegingen moeten namelijk ook na de kerst doorgaan.

 

Plaats een reactie