Kom tot inkeer

Matteüs 4:12-25

Je moet maar durven. Een gedachte die regelmatig opkomt als je de verhalen over Jezus van Nazareth leest. We hebben het verhaal van Johannes gelezen die aan de Jordaan bij de woestijn mensen opriep weer volgens de Wet van de Woestijn te gaan leven en, als teken dat ze hun leven wilden veranderen, hen doopte. Er stond toen in dat verhaal dat van heinde en ver mensen toestroomden om zich door hem te laten dopen. Maar die Johannes werd door Koning Herodes gevangen genomen. Geen wonder dat Jezus van Nazareth onderdook. Hij ging in een streek wonen waar vroeger de stammen Zebulon en Naftali hadden gewoond. Dat waren twee van de tien stammen die in de tijd van de ballingschap verloren waren gegaan. Al in de tijd van de profeet Jesaja heette hun gebied al het Galilea van de heidenen, van hen die de Wet niet kennen. In de dagen van Jezus van Nazareth had Koning Herodes hier niets te vertellen, het gebied viel direct onder Romeins bestuur.

Al die duistere en donkere gegevens moeten je niet tot wanhoop drijven schrijft Matteüs dan. Hij roept in herinnering dat de profeet Jesaja ook de mensen uit deze streek had voorgehouden dat in de duisterste duisternis altijd een licht zal opgaan. Een gedachte die we ook vandaag moeten vasthouden. Overal in de wereld zijn nog mensen die in de schaduw van de dood leven. Ook aan die mensen is de boodschap van de Bijbel dat ze door het licht zullen worden beschenen. Aan ons om er aan te gaan werken dat het ook zal gebeuren. Jezus van Nazareth begon juist in die ook voor hem duistere tijden met zijn verkondiging. En je moet maar durven, in een tijd dat alles uitzichtloos lijkt, de mensen voor te houden dat het beste Koninkrijk dat denkbaar is nabij is. De hemel op aarde, het koninkrijk van de hemel, ligt om de hoek voor het grijpen. In het vervolg op wat Johannes al geroepen had klinkt ook hier de roep tot inkeer. We zullen het echt anders moeten doen.

We weten dat de weg van Jezus van Nazareth een weg ten leven is. Bang hoeven we niet te zijn. In het delen met de minste, in het liefhebben van de naaste als onszelf begeven we ons in het Koninkrijk van de hemel, het Koninkrijk waar bescherming is voor iedereen. Paulus leerde ons dat gevangenschap en dood geen prikkels meer hoeven te zijn voor ons handelen. Ons leven is niet meer belangrijk, het leven van de ander is belangrijk geworden, het leven van de kinderen van God mogen we dienen. Daartoe nemen wij ons kruis achter hem op. Simon en Andreas, Jacobus en Johannes laten alles vallen volgen Jezus. Jacobus en Johannes laten zelfs hun vader in de steek en het netten boeten. Repareren wat stuk is gegaan kunnen ze straks ook tussen mensen. Want de vier die in dit gedeelte worden genoemd worden vissers van mensen. In de kerken in onze dagen zijn er daar nog maar weinig van. Wij nemen geen mensen mee naar de kerk, wij vertellen ook niet meer wat er in onze kerken gebeurd. De PKN, de grootste protestantse kerk van ons land, zie je bijvoorbeeld nooit op de TV. De leiding van die kerk is onbekend en een kerkdienst kun je niet op de TV zien. Maar toch mogen wij allemaal vissers van mensen zijn, dat kan ook door mensen te helpen, door een hand uit te steken naar de mensen, dat mag elke dag opnieuw, ook vandaag.

Plaats een reactie