Ze hadden alles gemeenschappelijk.

Handelingen 4:23-35

Daar zat de nieuwe gemeente van de Weg. Pinksteren was geweest, duizenden hadden zich aangesloten bij de nieuwe beweging die een samenleving van liefde wilde stichten. Dat aantal was nog groter geworden toen Petrus en Johannes een verlamde bedelaar hadden laten opstaan en weer in beweging hadden gebracht. Maar de reactie was geweest dat de autoriteiten de beide apostelen gevangen hadden genomen en bedreigd hadden. Hoe ga je daar nu mee om? Het is dan niet eenvoudig om bij een dergelijke beweging te blijven. De jongeren van het Tahirplein in Egypte kunnen daarvan meepraten. Voordat Moebarak aftrad werden ze eerst bedreigd, zijn er aanvallen op hen uitgevoerd, sloeg de politie er op los en kwamen later nog criminele elementen op paarden het plein op om onlusten uit te lokken. Alleen vreedzame volharding heeft uiteindelijk de goede afloop gegarandeerd.

Ze hadden het al kunnen leren van die eerste christen gemeente in Jeruzalem. Natuurlijk de wanhoop was nabij, maar de wanhoop werd vertaald in het gebed uit Psalm 2. En het zingen van een dergelijke Psalm geeft ogenblikkelijk de hoop op het resultaat. Want ook al spanden de volkeren samen voor de ondergang van Israël, zolang de mogelijkheid bestond dat het volk de God van Israël bleef aanbidden als de enige Heer van de wereld zou het volk niet ten onder gaan. Zoveel te meer moet dat dan gelden voor de gemeente die de armen bevrijdt, de lammen laat lopen en de blinden laat zien, demonen uitdrijft en zieken geneest. Het zijn de kenmerken van een volk dat zich inzet voor de minsten en daarmee de Wet van Mozes vervult dat men de naaste lief moet hebben als zichzelf.

Nu moet niet het misverstand ontstaan dat de jonge gemeente haar bestaan bij de God van Israël kocht door hun werken. Zo zit het niet. De bedreiging bleef bestaan, de bedreiging zou zelfs nog zeer toenemen. Maar trillend van angst, een beving toegeschreven aan de Heilige Geest, beloofde de gemeente ondanks de dreiging door te gaan met het werk dat men als opdracht zag. Dat is ook werk van de Heilige Geest, niet het haleluja roepen of praise zingen maar doen wat de wil van God is, de armen bevrijden en de hongerigen voeden. Dat dus ondanks wat het voor jezelf, voor je eigen gemeente tot gevolg heeft. Dat opofferen van je eigen belang hoort er bij. Dat had ook de gemeente van Petrus en Johannes door en daarvoor konden ze God loven. Gelukkig mogen we elke dag opnieuw dat offer brengen van de naaste liefhebben als onszelf ondanks de gevolgen die dat voor onszelf kan hebben. Dat mag ook vandaag weer.

Plaats een reactie