Ik je de stenen platen geven

Exodus 24:12-18

Nadat Mozes met de priesters en de oudsten bij God waren geweest moet hij nog een keer de berg op. Nu met Jozua de naamgenoot van Jezus van Nazareth, de beoogde opvolger van Mozes die het volk het beloofde land zal binnenleiden. Hij krijgt stenen platen met alle wetten en regels er in gebeiteld. Rechters blijven achter bij het volk in de persoon van Aäron en Chur maar op de berg is de wolk die het volk Israël door de woestijn had geleid en op de berg is vuur te zien, zoals veel later het vuur te zien was op de Apostelen toen de Heilige Geest werd uitgestort op het Pinksterfeest. De herinnering aan het gebeuren bij de berg in het midden van woestijn zou veel later door het volk Israël verbonden worden met het Pinksterfeest, het feest waarop de eerstelingen van de oogst werden gedeeld met de armen, de vreemdelingen, de familie en de dienaren van de Tempel in Jeruzalem. Dat delen zou ook het feest worden van de Heilige Geest, want alle volken op aarde zouden in de Geest van Jezus van Nazareth bereid moeten zijn alles wat ze hadden te delen met wie dat nodig had. Dan pas zou het verbond tot vervulling komen. Mozes was op de berg de volmaakte tijd, in de Bijbel is dat altijd veertig dagen en veertig nachten, dat is altijd genoeg om te komen tot een beslissing, om te leren hoe het eigenlijk moet en om tot een volk te worden. Zo bleef Jezus van Nazareth veertig dagen in de woestijn en trok het volk Israël veertig jaren door de woestijn. Mozes ging de wolk in die boven op de berg hing, het volk ziet de glorie van God in het vuur op de top van de berg. We moeten beseffen dat het verhaal later is verteld. Dit verhaal verteld over het heiligste dat het volk is overkomen. Heel het volk was er getuige van hoe in het midden van de woestijn een groep gevluchte slaven, Hebreeën en anderen die zich bij hen hadden aangesloten een echt volk werden. Een volk met rechters, met vertegenwoordigers, met wetten en regels. Alle volken hadden goden, meestal meer, maar al die volken werden van bovenaf door machthebbers bestuurd. Dit volk begon onderaan. De regels die ze hadden waren bedoeld om de armsten en de zwaksten onder hen recht te doen en overeind te houden. De vertegenwoordigers die ze hadden moesten zorgen dat die regels werden toegepast op en door iedereen. Rechters moesten geschillen hierover rechtvaardig beslechten. De leiding van het volk had geen andere taak dan de regels duidelijk te maken en heel het volk te leiden naar een land waar er voor iedereen meer dan genoeg te eten en te drinken zou zijn, een land waar het leven hen zou toelachen. Geen wonder dat het zo’n bijzonder verhaal is geworden. Onder alle volken die verhalen hebben over hun ontstaan en het krijgen van hun wetten en regels is dit verhaal wel het meest bijzondere. Dit verhaal gaat niet over de macht van een koning die een land veroverde, en rijk werd ten koste van zijn onderdanen die er uiteindelijk in slaagden een beetje redelijke afspraken met hun koning te maken, maar dit verhaal gaat over een God die reageert op de wanhoopskreten van slaven. Die God hoort alle kinderen op de wereld en wij mogen zijn handen, zijn ogen en oren zijn en in zijn geest met alle mensen op aarde gaan samenleven. Daarvoor mogen we ook vandaag zijn geest weer ontvangen en aan het werk gaan.

Plaats een reactie