Zoals vuur water doet koken

Jesaja 63:15-64:2

Vandaag bidden we mee met de profeet. De ellende van de ballingschap is even onverdraaglijk als de ellende van het volk van Haïti na de aardbeving. Voor Israël was het niet meer voldoende dat ze afstamden van Abraham. Herkomst en afstamming, status en fatsoen zijn niet genoeg, ze tellen niet. De ellende die de profeet schetst maakt dat het lijkt of de God van Israël nooit de God van Israël is geweest. Ver weg is die God zo lijkt het. Was die God er maar, zou die God de hemelen maar scheuren en afdalen. Zo roepen de slachtoffers van de aardbeving in Haïti ook om de hulp van de liefde van alle mensen in de wereld en we weten dat die liefde uiteindelijk van God komt. Die liefde is als het vuur dat het water doet koken. Voor Israël was het een machtige vijand die het land had bezet en de tempel in Jeruzalem verwoest. In Israël werd dat uitgelegd als een straf van God omdat ze zijn gebod van heb uw naaste lief hadden vergeten. In onze dagen zijn er heidenen die ook beweren dat de aardbeving in Haïta de straf van een God zou zijn omdat ze daar zondig zijn. Maar als dat zo zou zijn dan zou de hele aarde beven en overal vergaan. Het volk van Haïti is niet slechter dan het volk van Nederland, Engeland of de Verenigde Staten, het volk van Haïti is alleen armer, het is het armste volk op aarde. Als er ergens schuld is aan het aantal slachtoffers dan ligt die schuld bij de rijken in de wereld, die huis aan huis tezamen voegen en akker aan akker, die met list en bedrog grote kapitalen weten te verwerven maar die met valse propaganda weten te voorkomen dat er eerlijk gedeeld wordt met de allerarmsten. Dat de Wet van God toegepast wordt op en door alle volken zodat het volk van Haïti de zelfde mogelijkheden voor woningbouw had als het volk van Japan, waar wel aardbevingsbestendig gebouwd kan worden. De profeet Jesaja roept wanhopig uit dat God alle volken zou laten beven als hij zou komen. Dat beven van alle volken hebben we vandaag even hard nodig als het volk Israël in de dagen van Jesaja. Want zijn de slachtoffers in Haïti niet gewoon onze broeders en zusters? Is hun bloed niet even rood als het onze zou zijn als de beving hier plaats had gevonden? In onze samenleving wordt geprobeerd haat te zaaien tussen mensen op basis van geloof en afkomst. Maar al die mensen die geven op giro 555 vragen zich niet af wat het geloof of de afkomst is van de mensen in Haïti, ze zien de ellende en steken de hand uit om de mensen tegemoet te komen in hun ellende en gelijk hebben ze daarin. Jesaja durfde te stellen dat de afloop van de ellende van zijn volk de terugkeer naar het beloofde land zou zijn. Het volk zou weer in ere hersteld worden en het middelpunt zou weer de Tempel in Jeruzalem zijn zodat alle volken de Wet van God zouden kunnen volgen. Wij zouden de droom van Jesaja tenminste een beetje kunnen laten uitkomen als we ons voornemen het niet te laten bij een eenmalige hulp aan de slachtoffers in Haïti maar ons voor te nemen ze te blijven steunen net zo lang tot ze een samenleving hebben die voor wat betreft de welvaart zich kan meten met de onze. We kunnen er vandaag nog mee beginnen. Morgen wordt er ook in heel veel kerken gecollecteerd, vraag dan om een voorbede zoals Jesaja die ons vandaag heeft geleerd.

Plaats een reactie