Luister, Israël!

Deuteronomium 9:1-6

Opnieuw klinkt aan het begin van het gedeelte dat we vandaag lezen het dwingende “Hoor Israël”, zo wordt het vanouds tenminste vertaald. Het doet gelijk denken aan de geloofsbelijdenis van het volk Israël, “Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is de enige”. Die belijdenis luidt de intocht in het beloofde land in, het oversteken van de Jordaan. Die oversteek zou een belangrijke symbolische betekenis krijgen. Van de woestijn ga je door de rivier het land binnen dat overvloeit van melk en honing. Je gaat als het ware van de dood naar het leven. Veel later zou Johannes de Doper zich hier opnieuw opstellen en het volk oproepen om nog een keer door het water heen te gaan, zich te laten dopen, om opnieuw van de dode woestijn naar het levende land te gaan. Die doop is door de Christelijke kerken overgenomen en in elke kerk kun je de plek tegenkomen waar gedoopt wordt. Dat land van leven krijg je echter niet zomaar. Er wonen meer mensen, reuzen zelfs. En in dat land van leven is het niet vanzelfsprekend dat iedereen mag meedoen, dat er gedeeld wordt van de overvloed met de armen en de zwakken. Integendeel, het is vanzelfsprekend dat ieder voor zich probeert zoveel mogelijk van die rijkdom naar zich toe te halen. Die manier van leven is echter ten dode opgeschreven, als je zo leeft dan maak je van het land van leven een woestijn van dood. In het verhaal van Israël laat de God van Israël dat zien door het volk al die vreemde volken die niet willen delen te laten verdrijven en hun godsdienst te vernietigen. Denk nu niet dat het volk Israël dat land van leven krijgt omdat ze beter zijn dan de rest. Integendeel, ook dat volk probeert voortdurend zoveel mogelijk voor zichzelf binnen te krijgen en vergeet de zorg voor de minsten en de zwakken, vergeet iedereen tot zijn recht te laten komen. Datzelfde geldt voor Christenen, ook zij moeten niet denken dat als ze gedoopt zijn de Weg ten einde is. Dan begint het pas, dag in dag uit mag je je opnieuw bekeren en opnieuw beginnen je naaste lief te hebben als jezelf. Maar je mag er op vertrouwen dat God uiteindelijk voor de mensen het land van leven bestemd heeft. Ooit is hij begonnen met Abraham en diens nakomelingen. Zonder het land te kennen, zonder die God te kennen, trok Abraham uit zijn eigen land en ging op weg naar het land van leven. God had het hem beloofd. De enige God die telde was de God die dat kon beloven. En van een God die dat kan beloven kun je je geen voorstelling maken, die God gaat alle verstand te boven. Maar die God is ook trouw aan wat hij is begonnen, die laat niet los wat hij ooit aanving en het begon immers met de schepping van de chaos tot mensenland, met de scheiding van dood en leven, licht en donker, hemel en aarde. Het land van leven krijg je dus niet omdat je het verdiend hebt, hoe goed je ook je best hebt gedaan, het land van leven krijgen we omdat God genadig is. Maar omdat we het land van leven krijgen kunnen we niet anders dan het met iedereen delen. Want doen we dat niet dan wordt het voor sommigen een land van dood en dan is het gelijk niet meer het land van leven. Uiteindelijk zullen daarom alle tranen gewist zijn en zal de dood niet meer zijn. In het gedeelte van vandaag wordt het begin van die Weg beschreven, de doortocht door de Jordaan, de tocht door de grensrivier tussen dood en leven. Het stof van dood laten we achter ons om het land van het leven binnen te gaan. We weten dan dat we iedereen mee moeten nemen dat land in, iedereen mee moeten laten doen, zorgen dat de zwakste ons bij kan houden, zorgen dat de hongerigen gevoed zijn, de lammen kunnen lopen en de blinden kunnen zien. Er valt dus nog een hoop werk te doen, ook vandaag.

Plaats een reactie